Begrippen 2.2 t/m 2.5 Flashcards
Chemische verwering
Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert als gevolg van de werking door zuurstof en vocht.
Delta
Nieuwe land in zee dat ontstaat door sedimentatie van een rivier bij de monding.
Duinen
Door de wind opgewaaide zandheuvels.
Erosie
De uitschurende werking van stromend water, wind of ijs.
Fossielen
Overblijfselen of afdrukken van planten en dieren.
Gletsjer
IJsmassa in hooggebergten, die langzaam naar beneden beweegt.
Graniet
Stollingsgesteente dat gekenmerkt wordt door vlekjes.
Grind
Door rivierwater afgeronde stenen.
Jong gebergte
Een gebergte met veel reliëf en hoge toppen.
Kalksteen
Sedimentgesteente uit samengeperste schelpen.
Klei
Microscopisch kleien korreltjes die ontstaan als gevolg van verwering.
Laagvlakte
Vlak gebied met een hoogteligging onder de 500 meter.
Magma
Vloeibaar gesteente onder de grond.
Massabewegingen
Het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente door invloed van zwaartekracht.
Mechanische verwering
Verwering waarbij
gesteente verbrokkelt zonder van samenstelling te veranderen.
Oud gebergte
Een gebergte met weinig reliëf en lage toppen.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Schalie
Sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperste klei.
Sedimentatie
Proces waarbij korrels blijven liggen.
Sedimentgesteente
Gesteente dat ontstaat wanneer lagen sediment worden samengeperst.
Stollingsgesteente
Gesteente dat ontstaat wanneer vloeibaar magma stolt.
Strand
De grens tussen land en water waar zand zich ophoopt.
Verwering
Het verbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer en de werking van planten.
Zand
De kleine gesteente die ontstaan door verwering en nog met het blote oog zichtbaar zijn.