Begrippen H3 Flashcards

1
Q

Agglomeratie

A

Aaneengesloten stedelijke bebouwing die zich over meer dan één gemeente uitstrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CBD (Central Business District)

A

Centrum van een stad waar allerlei kantoren zijn gevestigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Compacte stad

A

Stadsvernieuwing waarbij het opvullen van open plekken en het bouwen van nieuwe wijken tegen de oude stad uitgangspunten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drempelwaarde

A

Het minimumaantal mogelijke klanten dat nodig is om een goed of dienst op een bepaalde plaats met winst te kunnen aanbieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoofdstad

A

Belangrijkste stad van een land waar meestal de regering zetelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Koloniale dubbelstad

A

Een stad die bestaat uit een westers en een niet-westers stadsdeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Megastad

A

Stad met meer dan tien miljoen inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Primate city

A

Een stad die, gelet op aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Publiek ruimte

A

Dat deel van een wijk of stad dat voor iedereen toegankelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Randstad

A

Hoefijzervormig stedelijk gebied waarvan Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag de belangrijkste kernen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reikwijdte

A

De afstand die de klanten willen afleggen voor een bepaalde dienst of bepaald goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Renovatie

A

He opknappen van huizen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sanering

A

He afbreken van huizen en wijken en ze vervangen voor nieuwbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Segregatie

A

Het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen n een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Site

A

Kenmerken vaan de ligging van een plaats zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Situation

A

Kenmerken van een plaats die samenhangen met zijn ligging ten opzichte van andere plaatsen of gebieden.

17
Q

Stadsgewest

A

Een stedelijk gebied waarin de omringende plaatsen op taal van manieren verbonden zijn met de centrale stad.

18
Q

Stedelijk gebied

A

Gebied waarin een aantal stadsgewesten liggen die goed met elkaar verbonden zijn.

19
Q

Stedelijk netwerk

A

Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen met elkaar verbonden zijn.

20
Q

Suburbanisatie

A

Proces waarbij mensen en bedrijven vanuit een stad naar het omringende platteland trekken.

21
Q

Suburbs

A

(Amerikaanse) vooorsteden

22
Q

Verstedelijking

A

Proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken.

23
Q

Verstedelijkingsgraad

A

Percentage van de bevolking dat in steden woont.

24
Q

Verstedelijkingstempo

A

Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.

25
Verzorgingsgebied
Het gebied dat door 1 plaats wordt voorzien van goederen en diensten.
26
Vestigingsoverschot
Het positieve verschillende tussen het aantal mensen dat vertrekt en zich vestigt.
27
Vinex-locatie
Een nieuw stadsdeel dat tegen de oude stad is aangebouwd.
28
Wereldstad
Grote stad die voor een deel van de wereld belangrijk is op het gebied van economie, politiek en cultuur.
29
Woningdichtheid
Het aantal woningen per hectare.