Bacteriologie deel 1 Flashcards

1
Q

Wat is de grootte van een virus?

A

20-300 nanometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de grootte van een bacterie?

A

1-3 micrometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor vorm heeft een vibrio, en noem een voorbeeld?

A

Een vibrio is komma vorming van structuur en kan de veroorzaker zijn van cholera.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vorm hebben spirocheten en noem een voorbeeld

A

De spirocheten zijn kurkentrekker vorming, een voorbeeld daarvan is borellia burgdorferi, deze veroorzaakt borreliose, ook wel ziekte van lyme genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor wat is de structuur van bacterien van belang?

A

Voor de informatie wat betreft de pathogenese. Dus hoe kan een bacterie een ziekte veroorzaken, diagnostiek, classificatie en behandeling.

We hebben drie belangrijke zaken :

  • Celmembraan die meestal wordt omgeven door een celwand
  • Cytoplasma met ribosomen. Hebben geen kern. Meestal 1 bacterieel chromosoom wat aanwezig is in de nucleaire regio
  • Externe structuren : Celwand, kapsel en eventueel haartjes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat veroorzaakt de bacterie borrelia burgdorferi?

A

De ziekte van lyme, de overdracht vindt plaats door middel van teken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door wat wordt de ziekte van lyme veroorzaakt?

A

Door borrelia burgdorferie, dit is een spirocheet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door wat wordt de bacterie beschermd? Wat is het verschil met mensen en dieren?

A

Ze worden beschermt door een celwand. Dit is niet het zelfde als een membraan bij mens en dier. Bij mens en dier bevat de membraan cholesterol. Dit is afwezig bij prokaryoten.

In een hyper/hypotoon milieu zal de bacterie dan ook snel kapot gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de celwand?

A

Stevigheid en vorm geven aan de bacterie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de componenten van de celwand?

A
  • Peptidoglycanen
  • Buitenste membraan
  • Periplasmatische ruimte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef toelichting over het deel van de celwand : Peptidoglycanen

A

Bestaan uit suikers, die als polymeer voorkomen. We hebben n-acetylglycosamine (NAG) en n-acetylmuraminezur (NAM). Die ketens liggen gestapeld maar zijn in eerste fase nog niet verbonden aan elkaar.

Hoe maken we dit stevig? Door 4 aminozuren toe te voegen, tetrapeptiden, deze kunnen enkel binden aan de NAM.
Welke 4 aminozuren dit zijn hangt af van het feit of dit een gram negatieve of gram positieve bacterie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de volgorde van de verschillende aminozuren die aanwezig kunnen zijn in de celwand?

A

Het gaat om 4 aminozuren, die verbonden zijn door een 3,4 oligopeptide binding.
Dus diaminopimelzuur of L-lysine gaat zich verbinden met D-alanine van de andere zijde.

Ze kunnen zich enkel verbinden aan de NAM.
We krijgen dan :
- L-alanine
- D-glutaminezuur
- Diaminopimelzuur voor gram negatieve bacterien en L-lysine voor gram positieve bacterien
- D-alanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op basis van wat kunnen we een opdeling maken in gram-negatieve bacterien en gram-positieve bacterien?

A

Op basis van de celwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem het verschil in celwand bij de grampositieve en negatieve bacterie in de peptidoglycaan laag.

A

Bij gram negatieve bacterien is de diaminopimelzuur (DAP) is verbonden met D-alanine. Er is geen oligopeptidenbrug aanwezig daartussen.

Bij gram positieve bacterien is L-lysine verbonden met D-alanine maar tussen die 2 in zit een oligopeptidenbrug van 5x glycine.

Bij gram positieve bacterie hebben we een dikke peptidoglycaanlaag van 60-90 nm. Dit is tegenstelling tot een gramnegatieve bacterie waarbij de peptidoglycaan laag 10 nm is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vertel alles wat je weet over de celwand van de grampositieve bacterie

A

Ze hebben een zeer dikke peptidoglycaan laag (20-80 nm), dit is ongeveer 60-90% van de totale celwand.

De celmembraan bevat portnes.
Verder zien we techoide zuren en lipotechoide zuren.
De teichoine zuren vertrekken vanuit de peptidoglycaanlaag.
De lipotechoide zuren vertrekken vanuit de fosfolipiden dubbellaag.

Verder zien we ook redelijk wat proteïnen op de celwand.
Die hebben verschillende functies :
1. Zorgen voor adhesie op de dierlijke cel, dit is noodzakelijk om ter plaatse te blijven, te groeien en infecteren
2. Bepaalde bacterien hebben proteïnen die een capsule vormen.
3. Een belangrijk eiwit is het PBP, dit is het penicilline bindende eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor wat staat PBP?

A

Peniciline bindend eiwit, dit is een proteïne van de celwand bij grampositieve bacteriën.

17
Q

Geef de opbouw van de teichoine zuren

A

Deze zijn uit drie delen opgebouwd.

De kern is ribitol (5C) of glycerol (3C).
Aan het begin en het einde is er een fosfaat groep gebonden (PO4-), door de negatieve lading kunnen ze bivalente ionen binden zoals Mg2+ en Ca2+.
De C’s waar geen fosfaat is gebonden kunnen aminozuren of suikers bevatten.
Dit hangt af van bacterie tot bacterie.

Als de samenstelling van deze zuren veranderd dan zal ook het antigen anders zijn.
Dit bepaald of er heftig of minder heftige infecties zijn.

18
Q

Vertel alles wat je weet over de celwand bij gramnegatieve bacterien

A

We hebben een buitenste en een binnenste membraan. Daartussen zit de periplasmatische ruimte, deze bevat de peptidoglycaanlaag die zeer dun is (10 nm), ongeveer 10% van de totale celwand.
Verder zitten daar ook enzymen in die ruimte.

In plaats van lipotechnoiden hebben we lipopolysacchariden, deze vertrekken vanuit de buitenste membraan.

19
Q

Voor wat staat LPS?

A

Lipopolysacchariden, deze vinden we terug bij gram negatieve bacteriën.
Ze vertrekken daar vanuit de buitenste membraan. Bij IV injectie kan dit dodelijk zijn.

20
Q

Vertel alles over de opbouw van LPS

A

LPS staat voor lipopolysacchariden, dit zijn endotoxines die voorkomen bij gramnegatieve bacterien.

Ze bestaat uit 3 delen :
- O of somatisch antigen, dit is een hexose, tussen de verschillende bacterien zit daar een grote variatie op. Dit verzorgt de antigeen variatie.
- Core oligosaccharide, dit is het middelste stuk, de variatie is daar minder groot.
Je hebt hier een heptose of octose.
- Lipid Am dit i shet onderste deel, dit is een diglucosamine met daaraan een fosfaat groep en kortketen vetzuren eraan.

21
Q

Wat is het nut van een LPS?

A

Ter bescherming voor de bacterie tegen bepaalde antibiotica of toxische stoffen.

Dit werkt op de volgende manier :
Lipid A bevat heeft fosfaat groepen, die stoten elkaar af doordat ze negatief geladen zijn. Ca2+ is aanwezig en deze houdt die fosfaat groepen door de + lading bij elkaar.
Dit vormt dus een barrière.

Wanneer er bv bij een oorontsteking EDTA aan het middel wordt toegevoegd dan zal dit ervoor zorgen dat de Ca2+ gecompleteerd wordt en daardoor valt de barrière weg.