BA3 - 1: Bias Lijk In Orde; Sociologie Mischien Wat Weinig Flashcards

1
Q

Wat is Bias?

A

Antwoord: Associaties gevormd door omgeving, ervaringen, en maatschappij die ons gedrag en denken onbewust beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vraag: Welke drie types bias zijn er?

A

Antwoord:
1. Cognitief
2. Sociaal
3. Impliciet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vraag: Wat zijn stereotypie, vooroordeel, en discriminatie?

A

Antwoord:
- Stereotypie: Veralgemening van een karakteristiek binnen een groep.
- Vooroordeel: Positieve/negatieve attitude t.o.v. groepsleden gebaseerd op hun groep.
- Discriminatie: Verschil in behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Thinking Fast and Slow

Vraag: Wat is Systeem 1?

A

Antwoord: Automatische piloot, gebaseerd op patroonherkenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vraag: Wat is Systeem 2?

A

Antwoord: Bewuste aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vraag: Noem 6 soorten bias.

A

Antwoord:
1. Confirmation bias = informatie zoeken, interpreteren, voortrekken en ophalen op een manier dat het iemands waarden en overtuigingen ondersteund
2. Halo/Horn effect
Halo = positieve indruk van persoon of product gebaseerd op 1 eigenschap => 1 positieve kwaliteit wekt suggestie dat andere positieve kwaliteiten ook aanwezig zullen zijn
Horn = neiging om een persoon negatief te behoorden gebasseerd op 1 negatief aspect vb overgewicht > stereotype lui of onverantwoordelijk
3. In-group favoritisme = neiging om voorkeurs behandeling te geven aan iemand die in dezelfde groep behoord als zichzelf
4. Out-group homogeniteit = mensen die bij de outgroup horen, worden vaan als hetzelfde gezien
5. Stereotype kennis
6. Red flag observatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vraag: Wat is de invloed van bias in de gezondheidszorg?

A

Antwoord:
- Kan categorisatie beïnvloeden, wat leidt tot beperkte exploratie en acties.
- Categorisatie kan verschillen tussen groepen maximaliseren en binnen een groep minimaliseren.

BIAS EN GEZONDHEIDSZORG
Categorizatie in gezondheidszorg
• A cognitive shortcut is useful when
- the task is complex
- Clinical judgement is needed fast
Vb hartaanval bij vrouwen

• A cognitive shortcut becomes problematic when
- restrictstheexplorationofthepatientsymptomsandcontext
- Limits the action we undertake for/with his person

• Medical training encourage the development of the capacity to categorize
• It allows to simplify information rapidly
But it’s not a neutral process
• To maintain our categorization system, we tend to maximize the difference between the categories AND minimize the difference inside a category
• The worst we know a ‘category’ the stronger our categorization process will be
• Implicit bias will influence the process of categorization

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vraag: Wat is gewichtsbias?

A

Antwoord: Negatieve overtuigingen, attitudes en aannames over mensen met overgewicht of obesitas, expliciet of impliciet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vraag: Noem 3 gevolgen van gewichtsbias voor patiënten.

A

Antwoord:
1. Minder vertrouwen in de zorgverlener.
2. Zorgvermijding.
3. Chronische stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vraag: Wat zijn praktische tips om gewichtsbias te verminderen?

A

Antwoord:
- Geen negatieve opmerkingen of gezichtsuitdrukkingen.
- Verder kijken dan gewicht, klachten serieus nemen.
- Holistische aanpak hanteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vraag: Wat is gezondheids- en ziektegedrag?

A

Antwoord:
- Gezondheidsgedrag: Gedrag om gezond te blijven (bv. niet roken).
- Ziektegedrag: Gedrag om weer gezond te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vraag: Wat is therapietrouw?

A

Antwoord: Het consistent volgen van medische adviezen, zoals deelnemen aan screenings.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vraag: Wat zijn voorbeelden van barrières bij borstkankerscreening?

A

Antwoord:
- Taalproblemen.
- Niet weten wat te verwachten.
- Moeite met verplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vraag: Wat zijn de kerncomponenten van het Health Belief Model?

A

Antwoord:
1. Gepercipieerde ernst.
2. Gepercipieerde vatbaarheid.
3. Gepercipieerde voordelen.
4. Gepercipieerde barrières.
5. Cues to action.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vraag: Wat bepaalt de gepercipieerde bedreiging?

A

Antwoord: Ernst + vatbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vraag: Wat bepaalt gedrag volgens de Theory of Reasoned Action?

A

Antwoord:
1. Attitude: Verwachtingen (E) en Waarden (V).
2. Subjective Norm: Mening van belangrijke anderen (MBA) en motivatie om zich daaraan te conformeren (CBA).

→ intentie ==> gedrag

17
Q

Vraag: Wat is een beperking van deze theorie? Theory of reasoned action

A

Antwoord: Intentie leidt niet altijd tot gedrag door gewoontes of uitzonderlijke omstandigheden.
+ gewoontegedrag

18
Q

Vraag: Wat is perceived self-efficacy?

A

Antwoord: Het geloof in het eigen vermogen om een specifieke taak uit te voeren.

19
Q

Vraag: Wat zijn bronnen van self-efficacy?

A

Antwoord:
1. Directe ervaring.
2. Indirecte ervaring.
3. Verbale overtuiging.
4. Interpretatie van fysieke toestand.

20
Q

Vraag: Wat is optimistic bias?

A

Antwoord: De overtuiging dat slechte dingen anderen overkomen, maar niet jezelf.

21
Q

Vraag: Wat zijn de drie dimensies van Health Locus of Control?

A

Antwoord:
1. Internal HLC: Controle door eigen gedrag.
2. Powerful Others HLC: Controle door artsen/hulpverleners.
3. Chance HLC: Controle door toeval.

22
Q

Vraag: Wat bepaalt de geneigdheid tot actie?

A

Antwoord: Voordelen - barrières.
### Health Belief Model