B1 Deel 3: bronnen van het recht Flashcards

1
Q

wetsbegrip

A

= juridisch 2 betekenissen

  1. Enge zin = regelgeving gemaakt door kamer van volksvertegenwoordigers
  2. Ruime zin = bindende norm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hiërarchie van wetten

A

> gewone rechtscolleges kunnen wetten en decreten niet toetsen aan grondwet
wel prejudiciële vragen stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

subsidiariteitsbeginsel

A

> europese instanties zijn pas bevoegd inzoverre de problemen niet op nationaal vlak geregeld kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

europees recht

A

> primauteit (helemaal bovenaan)

> publicatieblad EU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grondwet

A

> fundamentele rechten en vrijheden van burger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wet

A

> enge zin: vanuit Belgische kamer van volksvertegenwoordigers
bekrachtigd en afgekondigd door de koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

decreet

A

> uitgevaardigd door parlementen van gemeenschappen en gewesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ordonantie

A

> uitgevaardigd door brussels hoofdstedelijke raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

taak rechter

A

> passieve rol (geschil wordt aangebracht)
wetgeving interpreteren en naar argumentatie luisteren)
! geen precedentregel: rechter is niet gebonden door uitspraak van andere rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eenheid van rechtspraak

A

> bepaald door hof van cassatie
cassatie zorgt ook niet voor precedenten maar rechters volgen wel de uitspraak van cassatie en vormt op die manier eenheid van rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

algemeen rechtsbeginsel

A

> meestal onbeschreven maar zo fundamenteel dat rechter toch aanvaard
vb verbod op rechtsmisbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verbod op rechtsmisbruik

A

> mag rechten niet kennelijk foutief uitoefenen
vb architect met naam op gevel

Indicatoren:
- Iemand bovenmatig veel schade berokkenen (met andere opties), schade mag niet doelstelling zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rechtsleer

A

> rechtsverfijning

vb rechter kan artikel van advocaat gebruiken om uitspraak te motiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grondwettelijk hof

A

> 12 magistraten 6 met juridische expertise, 6 ex politici
werking: nietigheidsprocedurece wanneer mensen menen dat een wet strijdig is met de grondwet
vb effectentaks

! erga omnes: uitspraak geld voor iedereen
Enkel rechter kan initieren. Rechter schort procedure op en stelt vraag aan grondwettelijk hof. Rechter kan wet niet toepassen en kan als vervolg een nietigheidsprocedrue opstarten. Grondwettelijk hof is bindend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

raad van state

A

2 afdelingen
1. Afdeling wetgeving
Adviserende bevoegdheid aan wetgevende macht en uitvoerende macht op gemeenschappen en gewesten niveau. Regering kan dus wetgeving maken en neerleggen bij raad van state als controle;
> Niet bindend! (wordt Meestal wel gevolgd)

  1. Afdeling bestuursrechtspraak
    > 2 functies:
  2. Annulatie rechter = kan normen nietigverklaren (besluiten)
  3. Cassatie rechter = raad van state werd overspoeld met administratieve rechtshandelingen. (kleinere dossiers) worden meer en meer dossiers toevertrouwd aan bestuursrechtelijke rechtscolleges
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rekenhof

A

houd toezicht op financien en begroting van een land.

  1. Controleerd rekeningen en begroting van overheidsinstanties. Rekenhof kijkt niet naar opportuniteit van uitgaven maar controleerd wettigheid.
  2. Verslag uitbrengen aan parlement
  3. Schadevergoeding vragen van degene die fouten maakten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Publieke subjectieve rechten

A
  1. Publieke vrijheden (vrijheid van meningsuiting)
  2. Participatie rechten (rechten waardoor u kan participeren aan publiek leven bvb kiesrecht)
  3. Socio culturele rechten
  4. Socio economische rechten (recht op uitkerin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Private subjectieve rechten

A

2 categorieen:

  1. Extra patrominaal
  2. Patrimoniaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Extra patriominiaal:

A

rechten die niet terechtkomen bij nalatenschap. Niet geërft. Geen deel van vermogen.
1. Familiale rechten (recht om te scheiden)
(geen zin meer na overleiden)

  1. Persoonlijkheidsrechten
    Bvb recht op afbeelding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

patrimoniaal (vermogensrechten)

A
  1. Zakelijke rechten (= geeft recht op zaak)
  2. Vorderingsrechten (= geeft recht dat iemand gedraging vertoont bvb schuldvordering)
  3. Intellectuele rechten (= recht op creatie van geest)
    = rechten die bij nalatenschap terechtkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

rechtsfeiten

A

> rechtsfeiten brengen rechtsgevolgen tot stand maar ze worden niet met die bedoeling gesteld
vb mn wordt 18 jaar -> volwassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

rechtshandeling

A

> worden gesteld met bedoeling rechtsgevolgen te hebben
eenzijdig meerzijdig
eenzijdig = wilsuiting van 1 peroson (vb maken van testament)
meerzijdig = wilsuiting van 2 perosnen (vb koop/verkoop)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

plechtige rechtshandelingen

A

> in principe is ons recht niet formalistisch
wel bij bewijs van rechtshandelingen
vormelijke vereisten voor sommige rechtshandelingen vb huwelijk
niet geldig indien vorm niet nageleefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bevoegdheid

A

> rechtsmacht die aan een bepaalde rechter concreet wordt toeedeeld, noemt men bevoegdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

materiële bevoegdheid

A

> rechtsmacht bepaald naar het onderwerp, de waarde en in voorkomend geval het spoedeisend karakter van de vordering.
openbare orde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

territoriale bevoegdheid

A

> is de rechtsmacht die aan de rechter toebehoort in een rechtsgebied naar de regels die de wet stelt
suppletief (niet van openbare orde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hof van cassatie

A

>

Kan zelf uitspraak doen maar kijkt niet meer naar de feiten 
Cassatie kan de zaak terug naar hof van beroep sturen maar dan moet het college in een andere samenstelling oordelen (andere magistraten)
Verwijzen naar een andere rechtcollege van zelfde niveua (vb van hvb gent naar hvb antwerpen)
28
Q

recht op hoger beroep

A

> 2e volledige behandeling van een geschil door een andere rechter
nadeel: procedures slepen langer aan
bij <2k (vrederechter) en <2.5k (eerste aanleg) kan men niet in beroep (wel cassatie)
bij assisen nooit beroep mogelijk

29
Q

lekenrechters

A

> zetelen niet beroepshalve, hoeven zelfs geen jurist te zijn
zetelen oa. in ondernemingsrb, arbeidsrb, arbeidshof
bijstaan in gespecialiseerd materies en praktijkervaring
ook strafuitvoeringsrb (expert inzake reintegratie)

30
Q

leken rechters (assisen)

A

> zijnde de 12 jury leden

> zwaarste straffen kunnen enkel door het volk zelf uitgesproken worden

31
Q

taak van de rechter

A
  1. = rechter is passief: zoekt zelf geen werk. Geschil wordt aanhangig gemaakt. Partijen vboeren argumenten aan, rechter zoekt geen bewijzen maar luistert naar argumenten en past rechtsregel toe.
  2. = Rechter mag geen schijn geven van partijdigheid.
    Vb: zaak dutroux: onderzoeksrechter connorot gaat naar spaghettiavond bij ouders van slachtoffers en werd door cassatie van de zaak afgehaal.
32
Q

openbaar ministerie

A

> ‘staande magistratuur’
kan optreden obv klacht of op eigen initiatief
Procureur des konings (eerste aanleg)
Procureur generaal (hof van beroep)
bij cassatie fungeert OM adviserende taak
in theorie staat minister van justitie aan hoofd van OM. omstreden want OM = rechterlijke macht en afstand dient bewaart te blijven met uitvoerende macht

33
Q

vrederechter

A

> kleine burgerlijke geschillen (tot 5k)
Burenruzies, huurgeschillen
rechter die Dichter staat bij bevolking
Beroep bij vrede rechter = eerste aanleg

34
Q

politie rechtbank

A

> per gerechtelijk arrondissement
= strafrechtbank dus vorderingen door OM (geen minnelijke schikking)
Beroep bij politierechtbak = correctionele rechtbank

35
Q

Rechtbank van eerste aanleg

A

> Burgerlijke rechtbank
Familirechtbank
correctionele rechtbank

36
Q

Burgerlijke rechtbank

A

= beroepen van vrederecht

  • Geschillen tussen auteurs
  • Volheid van bevoegdheid = alle geschillen die niet toegewezen zijn aan ander college komt burgelijke rechtbank toe
37
Q

familierechtbank

A

= 3 kamers/rechtbanken

  1. Familierechtbank (familiale aangelegenheden)
  2. Jeugdrechtbank
  3. Kamer voor minnelijke schikking (in onderling overleg)
38
Q

correctionele rechtbank

A
(vordering door OM) 
= strafzaken 
Bevoegd per gerechtelijk arrondisement 
1.	Beroepen politierb 
2.	Misdrijven (drugs, slagen…)
39
Q

ondernemingsrechtbank

A

> Geschillen tussen ondernemers EN TEGEN ONDERNEMERS

- Beroepsrechters en lekenrechters (specifieke kennis)

40
Q

arbeidsrechtbank

A

> Geschillen met sociaal recht (ook hier lekenrechters)

> Collectieve schuldenregeling

41
Q

arrondissementsrechtbank

A

= rechtbank van 3 voorzitters (eerste aanleg, ondernemingsrechtbank, arbeidsrcechtbank)
> Arrondissementsrechtbank beslist welke rechtbank bevoegd is

42
Q

gerechtelijke procedure

A

stap 1. Rechtsingang
= iemand die procedure aanhangig maakt (= 1 van de partijen die geschil heeft)
2 manieren :
1. Dagvaarding (betekent door gerechtsdeurwaarder)
2. Verzoekschrift (griffie zal aangetekend schrijven sturen)

stap 2. Inleidende zitting
= onmiddelijk uitgesteld en pleitdatum bepaald.
stap 3. conclusies
= meegeven en tegenargumenten krijgen tussen argumenten. Tot men uitgeconcludeerd is (tegen pleitzitting)

stap 4. Pleidooi

stap 5. Vonnis

43
Q

rechtsmiddelen

A

> betrekking tot de vraag ‘wat kan u doen na vonnis?’

44
Q

Gezag van gewijsde

A

= wat een rechter zegt wordt geacht de waarheid te zijn tenzij andere rechter in beroep ander besluit neemt.
Vb. 1 feit loopt zowel burgerlijk als strafrechtelijk
Dan kan burgerlijk rechter niet tegen beslissing van strafrechter beslissen.

45
Q

kracht van gewijsde

A

= beslissing is onherroepelijk geworden. U kan geen beroep meer aantekenen

46
Q

uitvoerbaarheid bij voorbaat

A

= u kan ondanks beroep al eerste beslissing uitvoeren

47
Q

verzet

A

= mbt verstekvonnis. Als iemand niet komt opdagen wordt hij veroordeeld bij bestek. U kan in beroep gaan e nook daar niet komen opdagen. Bij veroordeling in beroep kan u verzet aantekenen.

48
Q

kortgeding

A

Soms kan u niet wachten omdat u een heel dringend probleem hebt. Bijvoorbeeld uw huis verzakt bij straatwerken. De hoge urgentie vergt een kortgeding procedure.
> U stelt een vordering tot de voorzitter van de rechtbank
> De voorzitter gaat maatregelen nemen (onderzoeksmaatregelen, bewarende maatregelen = werken stilleggen,
> Voorzitter mag enkel en alleen voorlopige maatregelen nemen, hij mag niet ingaan op de grond van de zaak of het grschil beslechten.
> Voorzitter mag geen onomkeerbare maatregelen nemen

49
Q

procedure zoals in kortgeding

A

Ook naar voorzitter van rechtbank
> U moet geen urgentie bewijzen
> Voorzitter beslist wel op grond van de zaak
> In de praktijk zal deze procedure wel langer duren dan een echt kort geding.

50
Q

arbitrage

A

Geschil kan zowel naar rechtbank of arbitrage
= private rechtspraak
Beroep doen op arbiters (= specialisten) moeten geen magistraten zijn. Je kan 1 of meerdere arbiters aanstellen (oneven aantal)

51
Q

vonnis laten betekenen

A
  • Beroepstermijn begint met lopen
  • Na beroepstermijn moet u de som betalen
    Als u dat niet doet: beroep doen op deurwaarder
    1. Laat een bevel tot betaling betekenen
    Als u dan nog niet betaald dan zal de deurwaarder
    2. overgaan tot een uitvoerend beslag
    = inventaris opmaken van alles wat u bezit.
52
Q

derdenbeslag

A

goederen die bij iemand anders liggen

Voorbeeld: loonbeslag is tegen werkgever zeggen: wij komen beslag leggen op loon

53
Q

bewarend beslag

A

= beslag laten leggen op goederen van andere partij

Bewarend beslag vermijden door kantonnement = waarborg geven en op rekening zetten in afwachting van beroep

54
Q

dwangsom

A

‘onder verbeurte van een dwangsom’

= u krijgt zoveel dagen om iets te doen, per dag dat u het niet doet betaald u x bedrag.

55
Q

collectieve schuldenregeling

A

Als u schulden niet kan terug betalen dan gaat u failliet. Wij zijn geen onderneming dus kunnen niet failliet gaan.
Voor natuurlijke personen is er de collectieve schulden regeling > vragen aan beslagrechter.
Arbeidsrechtbank bekijkt dossier en stelt schuld bemiddelaar aan. Samen een afbetalingsplan opstellen.
Voordeel is : geen beslag leggen op uw goederen. Soms stoppen interesten met lopen en sommige schulden worden kwijtgescholden. U blijft volledig juridisch bekwaam.

56
Q

Wie maakt procedures aanhangig?

A

> Bij strafprocedure altijd OM

> Bij burgerlijke procedure altijd eisende partij.

57
Q

voorrang van de strafprocedure

A

Strafprocedure heeft altijd voorrang op burgerlijke. Als u ieamand slaat kan parket u vervolgen (straf) maar slachtoffer kan schade vergoeding vragen (burgerlijk)
Wat strafrechter zegt heeft gezag van gewijsde dus moet burger rechter volgen.
OM kan ambtshalve optreden = zonder klacht zelf onderzoek starten en voeren.
Nadeel 1: kan beslissen niet te vervolgen (seponeren)
Nadeel 2: procedure duurt lang

58
Q

3 regels: bewijslast

A

Regel 1: rechter blijft passief
> Partij die vordering instelt zal moeten bewijzen
Rechter wel invloed op de bewijsmiddelen die gebruikt worden (zoals een getuige niet geloven)
Rechter kan ook bevelen een boekhouding ter beschikking stelt bvb. Of inlichtingen of onderzoek eist.

Regel 2: wie beweert moet bewijzen
> Soms zal dat omdraaien. Degene die beweert en degene die moet weerleggen of tegenbewijs leveren (ik bewijs dat ik wel betaald heb)

Regel 3: alleen feiten en rechtshandelingen moeten bewezen worden
Niet bewijzen
> U moet niet bewijzen wat wetgeving is
> Algemeen bekende feiten niet bewijzen
> Algemeen erkende ervaringen (remafstand is langer)
Wel bewijzen
> Feiten die zich voordoen kan u bewijzen met alle mogelijke bewijsmiddelen (getuigen, gerschriften, bekentenissen, eed, vermoedens,
> Rechtshandelingen (burgerlijke procedures, NIET ONDERNEMINGEN) = handling die u stelt met de bedoeling juridische gevolgen te hebben bvb overeenkomst. Kan u bewijzen met enkel een geschrift

59
Q

7 situaties waarin geen geschrift nodig is

A
  1. Kleine transactie (tot 3.5k)
  2. Tegen ondernemingen (alle mogelijke bewijsmiddelen aanvoeren)
  3. Geschrift door overmacht verloren gegaan

4e situatie: Soms materiele of morele onmogelijkheid
5e situatie: als u transactiewaarde niet kan bepalen
6e situatie: eenzijdige rechtshandelingen (uit 1 persoon, vb aanbod)
7e situatie: situatie van derden

60
Q

authentieke akte

A

= altijd tussenkomst van openbaar ambtenaar (vb notaris)
Wat is bewijskracht van A.A.
> 2 soorten bepalingen
1. Vaststelling van bepalingen (op 3november zijn mr x en mvr y zijn verschenen)
2. Niet authentieke vaststellingen (vb voorwaarden leningsovereenkomst)
Bewijskracht voor authentieke vermeldingen is absolute bewijskracht = bijna niet weerleg baar (enkel bij procedure bij valsheid in grschrifte)
Niet authentieke vermeldingen zijn niet zo absoluut in hun bewijskracht. Weerlegbaar met alle mogelijke bewijsmiddelen.
Tussen partijen: u kan weerleggen met ander verschrift (A.A of onderhandse akte

61
Q

onderhandse akte

A

geschrift opgesteld door partijen
> Niet elk geschrift is geldig bewijsmiddel
> Vormvoorwaarden
Voorwaarden
1. Aantal originelen (zoveel originelen als partijen met onderscheiden belang)
2. In ieder origineel het aantal originelen dat opgesteld zijn vermelden

Bewijskracht onderhandse akte
> Tussen partijen kan u altijd weerleggen via ander geschrift (A.A of O.A)
Kunnen derden weerleggen: derden mogen altijd alle bewijsmiddelen gebruiken om te weerleggen. Bvb bij antidatatie
Datum > kantoor voor rechtszekerheid (of overlijden)

62
Q

advocatenakte

A

= akte ondertekend door partijen en advocaten. Waarde = authentieke akte. Voordeel is dat alles authentiek is.
Voorwaarden:
1. Voorwaarden van onderhandse akte
2. Ondertekening (partijen en advocataten)
3. Verklaring dat advocaten hun clienten hebben ingelicht over rechtsgevolgen van overeenkomst)

63
Q

bekentenis

A

Iemand geeft iets toe die tot u nadelig zijn.
1. Gerechtelijke bekentenis
= afleggen voor de rechtbank.
2. Buitengerechtelijke bekentenis
= buiten de rechtbank (ook bruikbaar als bewijs <3500) of schriftelijk vastleggen

64
Q

deskundigen onderzoek

A

Sommige zaken zijn heel technisch dus zal rechter een deskundige aanstellen om iets te doen in opdracht van rechtbank. = niet bindend. Rechtbank kan dat buiten beschouwing laten.

65
Q

plaatsopneming

A

= rechter gaat ter plaatse om beslissing te nemen (Meestal vrede rechters bvb een haag bij een burenruzie)
Hof van assisen gaat ook regelmatig ter plaatse.

66
Q

rechtsingang

A

iemand die procedure aanhangig maakt (= 1 van de partijen die geschil heeft)
2 manieren :
1. Dagvaarding (betekent door gerechtsdeurwaarder)
2. Verzoekschrift (griffie zal aangetekend schrijven sturen)