B p. 26 N-D Flashcards
+
de gitaar
die Gitarre - die Gitarren
+
de stad
die Stadt - die Städte
+
de viool
die Geige - die Geigen
+
het drumstel
das Schlagzeug - die Schlagzeuge
+
de hobby
das Hobby - die Hobbys
+
de piano
das Klavier - die Klaviere
de vakantie
die Ferien
aan sport doen
Sport machen
bevallen
(leuk vinden, niet bevallen van een kind)
gefallen - gefallen
dansen
tanzen
fietsen
Rad fahren - gefahren
gamen
gamen
leuk zijn
Spaß machen
lezen
lesen - gelesen
naar de bioscoop gaan
ins Kino gehen
naar het museum gaan
ins Museum gehen
naar het zwembad gaan
ins Schwimmbad gehen
naar muziek luisteren
Musik hören
paardrijden
reiten - geritten
skiën
Ski fahren - gefahren
spelen
spielen
tennissen
Tennis spielen
voetballen
Fußball spielen
zingen
singen - gesungen
zwemmen
schwimmen - geschwommen
met
mit
of
oder
soms
manchmal
dom, stom
blöd
interessant
interessant
leuk
toll
makkelijk
leicht
moeilijk
schwierig
mooi
schön
saai
langweilig