Astma Flashcards

1
Q

Wat is de R/ van een ernstige acute astma-aanval in het ziekenhuis?

A

Bronchodilatoren: SABA (salbutamol, 4 - 10 puffs) of Duovent (SABA+SAMA) via nebulizer (*)

Systemische corticosteroïden: Medrol 32mg gedurende 5 dagen (**)

Zuurstof (titreren) tot 93 - 95% SpO2

→ Beide farmaca zijn als chronisch behandeling van astma slecht!!

(*) Nebulizers mogen enkel gebruikt worden op spoed. In de thuissituatie mag dit geen plaats kennen; vernevelaars zijn duur, inefficiënt en brengen schade toe op lange termijn (SABA). Ze zijn commercieel wel heel hard gepromoot.

(**) Addison crisis enkel na >1 maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de tweede keuze reliever therapie volgens GINA?

A

SABA (short-acting bèta-2 agonist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het werkingsmechnisme van een bèta-2 agonist?

A

Selectieve stimulatie van bèta-2 receptoren v/h sympatisch zenuwstelsel in de luchtwegen.

→ Bronchodilatatie
→ Inhiberen van mastcellen
→ Krachtiger maken van endotheelcellen (waardoor minder plasma leak, oedeem)
→ Minder sensititief maken van zenuwuiteinden in de luchtwegen

+ versterking van de werkingen van corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de eerste keuze reliever therapie volgens GINA?

A

ICS + folmoterol (= LABA)

= Symbicort (Budenoside) of Inuvair (Beclomethason)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn ICS?

A

Afgeleiden van cortisone (niet cortisone zelf!).

Ze worden in 100x lagere dosis gegeven via inhalatietherapie dan oraal en kennen daardoor veel minder bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij verhoging van de standaard medicatie voor astma, welk product verhoogt dan?

A

De ICS verhogen (budenoside of beclomethason), de formoterol blijft gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er bij langdurig geïsoleerd gebruik van bèta-2 agonisten?

A

Feedbackmechanisme: Downregulatie van de Bèta-2 Receptoren.

→ Tachyfylaxie!

Bij een juiste therapie (SABA/LABA nooit langdurig geven) wordt dit gecompenseerd door de ICS → drijven het aantal receptoren op door meer aanmaak van mRNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef een LABA die snel werkt

A

Formoterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een LABA die traag werkt

A

Salmeterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een SABA die snel werkt

A

Salbutamol (Ventolin)
Terbutaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is formoterol?

A

LABA die snel werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is salmeterol?

A

LABA die traag werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is terbutaline?

A

SABA die snel werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is salbutamol?

A

SABA die snel werkt (= Ventolin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het werkingsmechanisme (ikv astma) van corticosteroïden?

A

Inhibitie van de inflammatie
- Afremmen v/d synthese van inflammatoire mediatoren
- Versnelde apoptose van inflammatoire cellen

Toename van de B2-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belangrijkste bijwerkingen van orale corticosteroïden
= (methyl)prednisolone, prednisone

A

Huid: verdunning, subcutane bloedingen
Vet: vetopstapeling ter hoogte van de romp
Spieren: atrofie
Botten: ontkalking, osteoporose
Oog: cataract, glaucoom (verhoogde oogdruk)
Wonden: slechte wondheling
Gewichtstoename, obesitas (groter hongergevoel)
Immunologisch: verhoogd risico op infecties
Bloeddruk: hypertensie
Diabetes mellitus, insulineresistentie
Bijnierschorsinsufficiëntie (Addison crisis) → lui geworden (tekort aan aldosteron en cortisol)
CZS: euforiserend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bijwerkingen van inhalatiecorticosteroïden

A

Lokaal:
- Heesheid (slechts partieel te voorkomen door spoelen, want rechtstreekse inwerking)
- Oropharyngeale candidiase (Te voorkomen door spoelen)

Systemisch:
- Dunnere huid en subcutane bloedingen
- Groeivertraging bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de bijwerkingen van bèta-2 agonisten?

A

Tremoren
Hartkloppingen
Onrustigheid
Hypokaliëmie (*)

(*) Opletten als pt voor status asthmaticus wordt opgenomen en behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef een LTRA

A

Montelukast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het werkingsmechanisme van een LTRA?

A

Afremmen van de werking van leukotriënes
- Eosinofielen verminderen
- Bronchodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de bijwerkingen van LTRA?

A
  • Hoofdpijn
  • Despressie, suïcidaliteit, … (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de derde keuze behandeling voor Astma volgens GINA?

A

LTRA (Montelukast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Meest voorkomende problemen als astma niet onder controle geraakt, ondanks behandeling?

A

Bekijken:
- Slechte therapietrouw → ICS (!)
- Slechte inhalatietechniek (!)

  • Roken
  • Blijvende blootstelling allergenen
  • Foute diagnose
  • Ernstig astma
  • Significante comorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie heeft hoog risico op mortaliteit bij acute astma exacerbatie?

A
  • Huidig gebruik of recente stopzetting orale steroïden
  • Vroeger intubatie wegens astma
  • Ziekenhuis/spoedopname wegens astma
  • Niet-compliantie
  • Psychiatrische problematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn tekenen van een ernstige astma-aanval (labo)

A
  • PCO2 van >40 (moet normaal verlaagd zijn bij astma!)
  • PEF van <50%
  • SpO2 van <91%
  • PaO2 van <60%
  • Ernstige dyspnoe
26
Q

Wat zijn tekenen van een dreigende ademhalingsstilstand (ernstige status asthmaticus)

A
  • Suf & verward
  • Paradoxale thoraco-abdominale bewegingen
  • Silent chest
  • Bradycardie
27
Q

Therapie bij onvoldoende controle van astma (na verschillende soorten therapieën) + namen!

A

Antilichamen

Omalizumab (Xolair) → Anti IgE (allergisch astma)
Mepolizumab → Anti IL-5 (eosinofiel astma)
Benralizumab → Anti IL-5R (eosinofiel astma)

28
Q

Definitie van astma

A

Heterogene ziekte, gekarakteriseerd door chronische luchtweginflammatie. Het is gedefinieerd als een geschiedenis van respiratoire klachten (wheeze, kortademigheid, druk op de borst en hoest) dat varieert in de tijd en in intensiteit, samen met variabele expiratoire luchtweg beperkingen.

29
Q

Hoeveel % van de kinderen lijdt aan astma?

A

14 - 15%

30
Q

Hoeveel % van de Belgische bevolking lijdt aan astma?

A

6 - 8%

31
Q

Wat staat er centraal (3) in de pathologie van astma?

A
  1. Chronische inflammatie (IgE-gemedieerd of niet IgE-gemedieerd)
  2. Bronchiale hyperreactiviteit
  3. Luchtwegenvernauwing
32
Q

Wat zijn de 3 hoofd mechanismen van luchtwegvernauwing bij astma?

A
  1. Verdikking van de bronchiale wand (onsteking, oedeem)
  2. Samentrekking van gladde spiercellen
  3. Aanwezigheid van bronchiale secreties (slijm, mucus)
33
Q

Geef de verschillende anatoom-pathologische kenmerken van astma (binnen → buiten)

A

Verstoord en fragiel epitheel
Slijmbekerhyperplasie
Oedeem van mucosa → submucosa
Toegenomen # ontstekingscellen
Depositie van EXCM onder de BM
Hyperplasie en hypertrofie van gladde spiercellen

34
Q

Geef de pathogenese (immunologisch) van allergische astma + de gevolgen.

A
  1. Het allergeen wordt door dendritische cellen aangeboden aan de T-cel → Th-2 cel
  2. Onder invloed van de productie van cytokines en IL-5 ontstaat er eosinofiele activatie en inflammatie. Het breken van de eosinofiele granules heeft veel gevolgen.

Resultaat:
- Hyperplasie van slijmbekercellen → Vorming van een mucus plug (hypersecretie)
- Angiogenese en VD van bloedvaten
- Plasma leak en oedeemvorming
- Activatie van sensibele zenuwen (subepitheliale fibrose)
- Cholinerge reflex → bronchoconstrictie (+ hyperplasie én hyperplaie)

35
Q

Wat is het effect van testosteron op de pathogenese van astma

A

Het inhibeert de ILC-2 cellen → minder gladde spiercelcontractie en attenuatie van de type-2 ontsteking

→ minder eosinofiele ontsteking

36
Q

Wat is de immunologische pathogenese van niet-allergische astma.

A

Weg via lymfoïde innate-2 cellen → (IL-5) → activatie eosinofielen en neutrofielen

37
Q

Wie heeft er het vaakst astma (V/M)?

A

Bij kinderen: meer mannen
Bij volwassenen: meer vrouwen

→ testosteron inhibeert de ILC-2 cellen

38
Q

Wat zijn de risicofactoren van Astma?

A

Gastfactoren: genetische predispositie, atopie, bronchiale hyperreactiviteit en geslacht

Omgevingsfactoren:
- Allergenen binnenhuis (huisstofmijt, dierlijk, schimmels, gisten, …)
- Allergenen buitenhuis (pollen, schimmels, gisten, …)
- Stoffen in het beroepsmilieu
- Tabaksrook (actief én passief)
- Luchtverontreiniging
- Respiratoire infecties (hygiëne hypothese)
- Parasitaire infecties
- Voeding
- Farmaca (aspirine, NSAID)
- Obesitas
- SES

39
Q

Wat zijn uitlokkende prikkels bij astma?

A

Niet-specifiek: inspanning, luchtverontreiniging, virale infecties (rhinovirus), bètablokker, cholinergica, pyschologische factoren, …

Specifiek: allergenen (IgE gemedieerd)

40
Q

KO bij astma (resultaten)

A

Normaal of verlengd expirium met expiratoire wheezing

41
Q

Hoe diagnose van astma stellen (grote stappen)

A
  1. Anamnese
  2. KO
  3. Spirometrie
41
Q

Hoe diagnose van astma stellen (grote stappen)

A
  1. Anamnese
  2. KO
  3. Spirometrie
41
Q

Hoe diagnose van astma stellen (grote stappen + trappen)

A
  1. Anamnese
  2. KO
  3. Spirometrie (*) of (**)

(*) indien obstructief syndroom: aantonen reversibele luchtwegvenauwing via 400 mg Salbutamol (Ventolin) → resultaat van FEV1 moet >12% en >200 mL zijn

(**) indien geen obstructief syndroom of geen reversibiliteit: verschillende stappen:
Trap 1 = FeNO meten (> 50 ppb) → eosonofiele ontsteking → diagnose astma type 2
Trap 2 = PEF variabiliteit meten over weken (> 20%)
Trap 3 = Bronchiale provocatietest onder invloed van methacholine (FEV1 >20% zakken)

Trap 3 enkel in een ziekenhuis!

42
Q

6 Keyvragen in anamnese/opvolging astma

A
  1. Aanval of herhaalde episodes van piepende AH?
  2. Storende hoest tijdens de nacht?
  3. Piepende AH of hoest na inspanning?
  4. Piepende AH, druk op borst of hoest na blootstelling inhalatie-allergenen of luchtpollutie?
  5. Verkoudheid dat afzakt naar borst of >10 dagen om te genezen?
  6. Symptomen beter bij astma-behandeling?
43
Q

Wat geeft de uitgeademde FeNO weer?

A

De eosinofiele ontsteking in de luchtwegen

44
Q

Wat is bronchiale hyperreactiviteit?

A

De neiging van de luchtwegen om overmatig te reageren ten opzichte van prikkels die geen effect hebben bij het merendeel van de gezonde personen.

Voorbeeld: sigarettenrook, luchtpollutie, temperatuursverschillen, sterke geuren, lachen, inspanning.

45
Q

Hoe fenotyperen we astma? Welke testen?

A

3 testen uitvoeren!

  1. Allergietesten (huidpriktesten)
    → Allergisch of niet-allergische astma
  2. Bloedonderzoek (totaal serum IgE, allergeen-specifiek IgE, bloed eosinofielen (<2% normaal))
    → Eosinofiel vs niet-eosinofiel astma
  3. FeNO (normaal <50 ppb)
    → Type 2 vs non-Type 2 astma
46
Q

Wat zijn 4 grote doelen van longmanagement (astma)

A
  1. Behalen en controleren van symptomen
  2. Behalen van normale activiteitenlevels (inclusief sport)
  3. Preventie van astma exacerbaties
  4. Preventie van astma mortaliteit
47
Q

Wat zijn de 3 algemene principes van de behandeling van astma?

A
  1. Informatie en educatie van de patiënt
  2. Vermijden van oorzakelijke en uitlokkende factoren
  3. Medicamenteuze behandeling (Chronische behandeling met inhalatie corticosteroïden en de behandeling van een acute aanval)
48
Q

Wat is het APA syndroom

A
  • Astma
  • Poylposis nasi
  • Aspirine allergie (NSAID’s)
49
Q

Wat zijn de 3 grote types inhalatoren? Wanneer gebruiken?

A

Nebulizers
→ Enkel voor spoedopname, niet thuis
→ Als AH-coördinatie weg is

Pressurized metered dosisinhalatoren (drijfgas) = pMDI
→ Altijd schudden, diep inademen
→ Als je druk-zuig coördinatie hebt

Droogpoederinhalator (DPI)
→ Monodose of multidose
→ Eerst diep uitademen, dan diep inademen

50
Q

Wat is de ideale grootte van partikels bij inhalatietherapie

A

2 - 5 micrometer

> 5: vliegt uit de bocht tegen pharynx → systemisch
<2: komt in alveolen terecht → niet nodig + systemisch

51
Q

Wat is flixotide?

A

Een ICS (fluticason propionaat)

52
Q

Indicatie van SABA

A

Als reliever therapie (2e keuze, na ICS + formoterol)

53
Q

Trap 1 en 2 van GINA

A

ICS + formoterol as needed (symbicort of inuvair)

54
Q

Trap 3 van GINA

A

Lage onderhoudsdosis ICS + formoterol
+ ICS + formoterol as needed (symbicort of inuvair)

→ >4 dagen/week symptomen of >1/week wakkerworden in de nacht

55
Q

Trap 4 van GINA

A

Hoge onderhoudsdosis ICS + formoterol
ICS + formoterol as needed (symbicort of inuvair)

→ Dagelijks symptomen
→ Slechte longfunctie

56
Q

Trap 5 van GINA

A

Hoge onderhoudsdosis ICS + formoterol
ICS + formoterol as needed (symbicort of inuvair)
+ bijkomende therapie (Anti-IgE, …)

57
Q

Waarvoor mag je ICS + formoterol nog gebruiken, naast onderhoudstherapie en als reliever?

A

Profylactisch, voor het sporten of een grote inspanning

58
Q

Welk ICS zit in Symbicort?

A

Budenoside

59
Q

Welk ICS zit in Inuvair?

A

Beclomethason