AOP 3 Flashcards
Motivatie
Intensiteit, richting en volharding van pogingen om een doel te bereiken
Intensiteit (motivatie)
Hoe hard iemand zijn best doet
Richting (motivatie)
Waar de inspanningen op gericht zijn (doel)
Volharding (motivatie)
Hoelang iemand inspanningen vol kan houden
Klassieke motivatietheorieën
Behoeftehiërarchie
Theorie X en Y
Twee factoren theorie
Drie behoeften theorie
Hedendaagse motivatietheorieën
Zelfbepalingstheorie Doelstellingstheorie Self-efficiacy theorie Billijkheidstheorie Verwachtingstheorie
Behoeftehiërarchie van Maslow
Ieder mens heeft vijf fundamentele behoeften
- Fysiologisch
- Veiligheid
- Sociale behoeften
- Respect
- Zelfverwerkelijking
Theorie X en Y van McGregor
Mensbeeld van manager bestaat uit aannames waarop gedrag gebaseerd wordt. De twee soorten mensbeelden zijn:
X: overwegend negatief
Y: overwegend positief
Twee factoren theorie van Herzberg
Factoren die zorgen voor werktevredenheid (motivatiefactoren –> intrinsiek) zijn anders dan de factoren die zorgen voor ontevredenheid (hygienefactoren –> extrinsiek)
Drie behoeften theorie van McClellands
Verschillen in motivatie ontstaan door 3 soorten behoeften:
Prestatiebehoefte
Behoefte aan macht
Behoefte aan affliatie (sociale binding)
Zelfbepalingstheorie van Deci en Ryan
Extrinsieke beloningen zorgen dat belangstelling afneemt. Intrinsiek belonen is belangrijk en kan door:
Werk interessanter maken
Erkenning geven
Groei en ontwikkeling bevorderen
Doelstellingstheorie van Locke
Het stellen van doelen werkt motiverend als:
Het doel moeilijk, concreet en specifiek is
De persoon het doel accepteert, toegewijds is en feedback krijgt
Self-efficiacy theorie van Bandura
Het is belangrijk dat een individu overtuigd is dat hij in staat is om een taak uit te voeren.
- Manager stelt doelen
- Individu heeft vertrouwen in prestaties
- Individu stelt hogere persoonlijke doelen
- Prestatieniveau stijgt
Billijkheidstheorie (organisatorische rechtvaardigheid)
Motivatie wordt beinvloed door vergelijking met anderen. Verhouding tussen input en output moet eerlijk zijn.
Organisatorische rechtvaardigheid bestaat uit
Distributieve rechtvaardigheid (redelijkheid van de uitkomst) Procedurele rechtvaardigheid (redelijkheid van proces) Interactionele rechtvaardigheid (redelijkheid van waardigheid en respect)