Adverbios Flashcards
1
Q
Erg
A
Very
2
Q
Ver van
A
Lejos de
3
Q
Nooit
A
Never
4
Q
Nooit meer
A
Never again
5
Q
Niets
A
Nothing anything
6
Q
Niets meer
A
No longer anything
Nothing anymore
7
Q
Nog niet
A
Not yet
8
Q
Niet eens
A
Not even
9
Q
Nergens
A
Nowhere
10
Q
Meer
A
Anymore
11
Q
Niet langer
A
No mas
12
Q
Helemaal geen ____ meer
A
No something left at all
- hij heeft helemaal geen familie meer
13
Q
Niks
A
Nothing
14
Q
Helemaal niks
A
Nothing at all
15
Q
Niemand
A
Nobody
16
Q
Noch… Noch
A
Ni esto ni lo otro
- de vrouw drinkt noch wijn noch bier
17
Q
Maar
A
But
However
18
Q
Nog steeds
A
Still
19
Q
Bijna
A
Almost
20
Q
Meestal
A
Usually
21
Q
Meteen
A
Inmediately
22
Q
Eindelijk
A
Finally
23
Q
Helemaal
A
Completely
24
Q
Al
A
Already
25
Q
Weer
A
Again
Clima
26
Q
Opeens
A
Suddenly
27
Q
Weg
A
Away
Road
28
Q
Eigenlijk
A
Actually
29
Q
Straks
A
Soon
30
Q
Niet allen_____, maar ook
A
No solo… sino también
- We eten niet allen vis, maar ook vlees
