ACT Flashcards
- Functioneel contextualisme
Psychologie focust op menselijk-gedrag-in-context
o Gedrag zelf
o Wat er aan het gedrag voorafgaat (antecendent) en op volgt (consequent)
o Leggen van arbitraire en indirecte verbanden
- Regelgeleid gedrag
o Regels = Indirecte manier van aanleren; verband tussen onszelf en de wereld
o Directe ervaring = niet nodig!
o Regels worden soms automatisch toegepast
o Blijven soms inflexibel toegepast worden schadelijk
- Leren van verbanden
o Regels hangen nauw samen met taal
o Wederkerige implicatie = slechts 1 verband kennen om het andere af te leiden
o afgeleide relaties = steeds nieuwe relaties leggen tussen stimuli waar niets over wordt gezegd
o combinerende implicatie = zelf nieuwe implicaties maken
- Verschillende soorten relaties
o gelijkheid of coördinatie: 2 S zijn aan elkaar gelijk; bv. ik ben X
o verschil: S is anders dan de andere; bv. X is geen Y
o vergelijking: S worden met elkaar vergeleken; bv. X is mooier dan ik
o tijd: S die een tijdsverloop aanduiden; bv. gisteren was ik X
o ruimtelijk: S zijn op het vlak van plaats aan elkaar gelinkt: bv. X staat achter Y
o conditioneel: als-dan relaties; bv. als X, dan Y
o hiërarchisch: de ene stimulus is onderdeel van de andere; bv. X behoort tot Y
o deiktisch: het perspectief van de spreker, refereert naar zelfbeleving; ik-jij, hier-daar, toen-nu
Hexaflex
- contact met nu
- waarden vinden en naleven
- zelf
- cogn difussie = niet meer samenvallen met / loskomen van je gedachten, gevoelens en innerlijke ervaringen)
- acceptatie (keuze die je kunt maken om je open te stellen, moet flexibel zijn)
-> actie in praktijk brengen van waarden, mindfulness toepassen, acceptatie en bereidheid