abnormale slik kids behandeling deel 1 Flashcards

1
Q

geef hiërarchie van behandeling

A

1) voldoende intake vocht en voeding (voeding afgestemd op gezondheid en groei)
2) oraal: veilieg intake (veilig + efficiënt eten en drinken)
3) oraal: zo normaal mogelijke intake

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is skill development

A

ontw van vaardigheden om te eten en te drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onafhankelijkheid: op welke leeftijd moet het kind ku eten

A

1,5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

5 belangrijke doelstellingen

A

Voeding afgestemd op gezondheid & groei
Veilig en efficiënt eten & drinken
Optimale maaltijdsituatie en levenskwaliteit
Skill development
Onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bedoelen ze met de doelstelling veilig eten en drinken

A

= minimaal risico op aspiratie
geen pneumonieën
eliminatie GOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is aspiratie

A

vocht, speeksel en voeding onder stemplooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is GOR

A

gastro-oesofagale reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn 5 rode vlaggen

A

1) duur maaltijd
2) overgeven/kokhalzen
3) stress
4) gewicht
5) AH/stem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer is duur maaltijd een rode vlag? waarom?

A

elke keer meer dan 30 minuten
waarom? 1) kindje heeft meer energie nodig om te eten dan wat het zal binnenkrijgen
2) coördinatie verminderd door vermoeidheid en meer kans op verslikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het verschil tussen alarmsignaal gewicht bij kind en volw

A

gewichtstoename doorheen de tijd en niet dat het stagneert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zie je het verschil tussen reflux en refluxziekte (GOR)

A

huilbaby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat bedoelen ze met de doelstelling efficiënt eten en drinken

A

Succesvolle voeding in ≤ 30 minuten
↑ mondmotorisch functioneren
Adequate gewichtstoename en groei
↓ oraal-tactiel overreageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat bedoelen ze met de doelstelling optimale maaltijdsituatie

A

§ Kunnen participeren aan de maaltijden
§ ↓ (familiale) stress mbt maaltijdsituatie à aangename maaltijdsit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kritische periode 6 maand?

A

introductie vaste voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kritische periode voor 8-12 maand?

A

invoeren zachte brokjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kritische periode van 1e levensjaar

A

verschillende smaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kritische periode van ongeveer 18 maanden (1,5j)

A

zelfstandig eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is dynamics system theory?

A

wisselwerking tussen kind –> omgeving –> taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waar zijn doelstelling afh van bij kind?

A

Leeftijd kind –> !! Prematuurtjes: leeftijd aanpassen
Conditie
Eventuele handicap
Ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is de link tussen een slechte conditie bij gastro-cardinale en slikken

A

als het hartje snel slaat en AH snel gaat
ze zijn sneller vermoeid –> meer moeite met eten en drinken –> vraagt veel van het lichaam
–> krijgen niet genoeg binnen + niet goed eten en drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarom is het belangrijk om te zeggen wat het kind goed kan?

A

naar ouders toe –> geeft vertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vaardigheden: eten en drinken

A

1) drinken uit borst/fles
2) lepelvoeding
3) kauwen
4) drinken uit beker
5) speekselcontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

3 stappen bij het begeleiden van ouders

A
  1. (H)erkennen van gevoelens van ouders
  2. Uitleg over hoe & waarom van EDP
  3. Begeleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe noemt die cirkel waar we moeten opletten voor de eetstrijd?

A

worry cycle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is worry cycle

A

kind eet niet –> ouder wilt dat kind eet en foceert –> kind wilt nog minder eten –> wordt visieuze cirkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

geef 10 principes van neuroplasticiteit

A

use it and improve it
use it or lose it
specificity
repetition matters
intensity
time (habilation vs rehabilitation)
salience
age
transference/generalization
interference

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

afkorting IDDSI

A

International Diasphagia Diet Standardisation Initiative

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

aanpassen van textuur en consistentie

verschil voor zes maanden en zes maanden?

A

voor zes maanden: babymeel ZONDER gluten
na zes maanden: babymeel met gluten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

waarom voor 6 maanden nog geen gluten geven?

A

darmpjes ku nog niet verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

aanpassen van textuur en consistentie

wat is belangrijk na 1 jaar?

A

indikkingspoeder met xanthaangom
PAS VANAF 1 JAAR
Nutilis (Nutricia)
Thicken up (Nestlé)

31
Q

waarom pas na 1 jaar indikkinspoeder met xantaangom geven?

A

risico op NEC (= necrotiserende enterocolitis)

32
Q

wat is NEC?

A

Necrotiserende EnteroColitis
afsterven van stukjes darm

33
Q

hoe NEC oplopen?

A

door indikkingspoeder waar xanthaangom zit te geven voor de leeftijd van 1 jaar (PAS NA 1 jaar geven)

34
Q

algemene principes?

A

1) niet forceren
2) niet ‘foppen’
3) geen strijd
4) big smile
5) goede voorbeeld geven
6) volg het ritme van kind
7) multidisciplinair

35
Q

algemene principes

waarom niet forceren?

A

anders negatieve emoties ontw tav voeding

36
Q

algemene principes

voorbeeldje van foppen

A

mondje open door lachen en lepel er in steken

37
Q

geef een voorbeeld van niet mogen eten

A

oesofagale atresie

38
Q

leg schema uit oesofagale atresie

A

zie blaadje

39
Q

niet mogen eten

wat is spookvoeding? bij wie? bij wie niet,

A

opening gemaakt naar de keel: kindje kan eten (opgevangen in zakje) en heeft toch orale gewaarwording en skills development
bij wie wel: oesofagale atresie
bij wie niet: kinds die regelmatig longontstekingen hebben

40
Q

niet mogen eten

wat is sham feeding?

A

sonde die zuigt
doorgeslikt is komt in slokdarm terecht (eindigt, doodlopend straatje) en wordt teruggezogen

41
Q

wanneer sondevoeding afbouwen

A
  • Medisch stabiel
  • Geen aspiratiegevaar
  • Reflux onder controle
  • Mondmotorische ingangspoort
42
Q

niet moeten eten

doelstelling sensorisch

A

normaliseren van reacties op aanraken in mondgebied/voeding

43
Q

niet moeten eten

doelstelling motorisch

A

normaliseren van mondmotoriek

44
Q

niet moeten eten

doelstelling voeding

A

normaliseren van voedingsregulatie

45
Q

niet moeten eten

Normaliseren van reacties op aanraken
rond/in mondgebied/voeding hoe?

A

Aanraken: extraoraal à intraoraal
Smaakopbouw: van weinig smaak à ↑ smaak
Variatie in temperatuur
Consistentie: vloeibaar à vast

46
Q

niet moeten eten

normaliseren van mondmotoriek hoe

A

Slikken (speeksel, voedsel, …)
Zuigen (Waarop? Fopspeen, vinger,
flessenspeen, …)
Sabbelen
Kauwen

47
Q

niet moeten eten

normaliseren van voedingsregulatie hoe

A

sondevoeding in porties ipv drip
Geen voorverteerde melk
Eerst orale voeding dan sondevoeding
Sondevoedingen koppelen aan gezinsmaaltijden
Geen nachtelijke sondevoedinge

48
Q

niet moeten eten

gedragsvoedingsplan

A

Kleine stappen in opbouwen van voeding
Hongerprovocatie
SV stoppen indien 75 % oraal genomen wordt

49
Q

bij wie gedragsvoedingsplan?

A

kinderen die niet moeten eten

50
Q

bij wie sham feeding

A

niet mogen eten

51
Q

bij wie spookvoeding

A

kinderen die niet mogen eten

52
Q

waarom kunnen sommige kids niet eten

A

oraal-motorische probl en sensorische probl

53
Q

oraal motorische problemen hoe aanpakken? (hands-on)

A

Positioneren (totale controle)
Mondcontrole (lokale controle)
Aanpassingen fles, lepel, beker
Aanpassingen consistentie en textuur
Technieken om lepel, beker, brokjes aan te bieden
Aanpassen van dosering

54
Q

hoe totale controle (oraal-motorische probl)

A

goede uitgangshouding –> tonus normaliseert en wat bijdraagt tot proximale stabiliteit
houding + handeling
verschillende posities mogelijk
gouden standaard: zithouding

55
Q

wat is gouden standaard bij totale contrle

A

zithouding

56
Q

totale controle hoort bij niet moeten eten

A

fout, niet kunnen eten

57
Q

niet kunnen eten

totale controle is sensorisch probleem, waar of niet

A

niet waar, motorisch

58
Q

wat is een goede zithouding

A

Hoofd-lichaam gealigneerd ; hoofd in middenpositie
§ Nek geëlongeerd met lichte flexie
§ Schouders: neutraal
§ Geen scapulaire adductie
§ Geen protractie (kyphose)
§ Flexie 90°heup
§ Flexie 90°knie
§ Heup, knie, voet: lichte abductie
§ Symmetrische romp

59
Q

wat is 9090 regel?

A

flexie 90 graden heup
flexie 90 graden knie

60
Q

waarom is extensie gevaarlijker dan flexie

A

–> sneller voedsel in de luchtpijp (aspiratie)
hoofd naar achter: makkelijk voor intubatie maar niet voor slikken
als hoofd in extensie: beweging gaat sneller waardoor meer kans op verslikken
flexie: valleculae iets meer open staat en wachtruimte groter is (meer bescherming)

61
Q

het is belangrijk dat het hoofdje in extensie wordt gehouden bij een goede zithouding

A

fout! flexie
extensie is gevaarlijk

62
Q

bij extensie is valleculae iets meer open staat en wachtruimte groter is (meer bescherming)

A

fout, bij flexie

63
Q

eerst totale controle, dan pas …

A

eerst totale controle, dan pas locale of mondcontrole

64
Q

sensorische problemen: hands off

A

Starten vanuit een positieve sfeer
Houding (structuur)
Kiezen van de juiste stimuli: aard, frequentie,
intensiteit en duur van de stimulus (sensorisch dieet)
Aanpassen eet- en drinkmaterialen

65
Q

functie van de houding?

A

geeft structuur en controle

66
Q

sensorische problemen: gradatie van stimulatie

hoe moedig je orale stimulatie (zonder voeding) aan

A

Mouthing
Met eigen vingers in de mond (zeker bij
hyperreageren)
Vingers van therapeut/ouder in de mond
Eetmateriaal
Tanden poetsen (zonder water, zonder tandpasta)
Geef het kind controle

67
Q

sensorische problemen: gradatie van stimulatie

hoe introduceer je orale stimulatie (met voeding)

A

Wacht niet totdat het kind non-nutritieve stimulatie
verdraagt–> Lepel in water, appelsap
Geef het kind controle (vooral)
Zelf lepel vasthouden
Zelf spuitje vasthouden
Kauwzakje
Cornflakes in bakje

68
Q

sensorische problemen: hyperreageren

gradatie van stimuatie bij hyperreageren en aversie?

A

Bepaal een baseline
startpunt
vaak liever vloeibaar dan puree, soms liever een dunnere puree dan een dikkere, liever een gladde puree dan een puree met brokjes
Pas op met dubbele consistenties en klonters in voeding
Verander één criterium per keer
Voer gradueel veranderingen in

69
Q

aandachtspunten hyperreageren

A

Observeer de reacties van het kind
Bied moeilijke / uitdagende voeding aan bij het
begin van de maaltijd
Vermijd plotse onaangekondigde stimulatie
Verschil aanleren tussen wurgen, walgen, verslikken:
wurgen kan beangstigend zijn voor kind + omgeving

70
Q

verschil walgen en wurgen

A

walgen = sensorisch, smaak die je niet lekker vind
wurgen = beschermreactie of stukjes terugkeren

71
Q

wat is gradatie van stimulus?

A

Plaats stimulus
Aard stimulus: lichte aanraking versus aanraking met diepe druk
Denk aan geur (walging) en smaak: koude voeding geeft geen geur af en heeft minder smaak dan warme voeding
Temperatuur
Wijze van aanbieden
Hoeveelheid (doseren)
Aanraken met/zonder voeding

72
Q

sensorische problemen: hyporeageren

stimulatie bij onderreageren

A

Uitgesproken smaken: spicy, zout, zoet, zuur bitter
Kruiden, kaas, … toevoegen
Harde voeding: eerder geroosterd brood, beschuit,
… dan wit brood
Koude versus warmte
knapperig

73
Q

niet willen eten

geef voorbeelden waar een ouder verantw voor is

A

De timing van de maaltijden en snackmomenten
De keuze van het voedsel
De bereidingswijze en de presentatie van het
voedsel
Introduceren van nieuw voedsel (nieuwe ervaringen)
De ‘aangename’ sfeer tijdens de maaltijden
Het wennen aan nieuw voedsel. Variatie aan voedse