AARD BEGRIPPENLIJST 51°N TOT 27,8°C Flashcards

1
Q

een klimaat waarbij 400 mm of minder neerslag per jaar valt

A

het droge klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een maand waarin de neerslag ( in mm ) gelijk is aan of minder is dan het dubbele van de temperatuur ( in °C )

A

de droge maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer de gemiddelde temperatuur van de warmste maand hoger is dan 10°C is en die van de koudste maand hoogstens 18 °C

A

de gematigde klimaatzone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de temperaturen van een bepaalde periode (dag, maand, jaar …) opgeteld en gedeeld door het aantal waarden

A

de gemiddelde temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een gebied waar de plantengroei vooral uit grassen bestaat

A

het grasland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een gebied met hetzelfde klimaat
wanneer de temperatuur van de warmste maand hoogstens 10 °C is

A

de koude klimaatzone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een lijn die plaatsen met dezelfde temperatuur verbindt

A

de isotherm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een periode in het jaar waarin de temperatuur hoog genoeg is om de planten te laten groeien

A

het groeiseizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een gebied met hetzelfde klimaat

A

de klimaatzone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de neerslag die gedurende een jaar op een bepaalde plaats valt

A

de jaarneerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een maand waarin de gemiddelde temperatuur hoogstens 10 °C is

A

de koude maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een bos dat voornamelijk uit loofbomen, bomen met bladeren, bestaat

A

het loofbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een bos dat voornamelijk uit naaldbomen, bomen met naalden, bestaat

A

het naaldbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een klimaat waarbij er meer dan 400 mm neerslag per jaar valt

A

het natte klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe de plantengroei zou zijn zonder menselijke tussenkomst of eventuele rampen; de spontane plantengroei

A

de natuurlijke plantengroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een tropisch of subtropisch graslandschap met verspreid ook wat bomen

A

de savanne

14
Q

een regen die ontstaat doordat vochtige lucht door het reliëf gedwongen wordt om te stijgen en daardoor afkoelt en condenseert

A

de stuwingsregen

15
Q

een gebied waarin geen bomen groeien, maar voornamelijk grassen

16
Q

hoe de plantengroei zou zijn zonder menselijke tussenkomst of eventuele rampen; de natuurlijke plantengroei

A

de spontane plantengroei

17
Q

het verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur

A

de temperatuurschommeling

18
Q

de voorwaarden waaraan een gebied moet voldoen om een bepaald landbouwgewas te telen

A

de teeltvoorwaarde

19
Q

een bioom dat bestaat uit grassen, mossen, korstmossen en dwergstruiken, zonder bomen

A

de toendra

20
Q

een woud in de tropen met een warm, vochtig klimaat, dat voornamelijk bestaat uit bomen die hun bladeren niet verliezen

A

het tropisch bos

21
Q

wanneer de gemiddelde temperatuur van de koudste maand hoger is dan 18 °C

A

de warme klimaatzone

22
Q

een maand waarin de gemiddelde temperatuur hoger is dan 18 °C

A

de warme maand

23
Q

een gebied waar zeer weinig neerslag valt, waardoor er weinig of geen planten groeien

A

de woestijn