à chacun sa drogue Flashcards
vocabulaire
1
Q
een verslaving
A
une addiction
2
Q
een toegang
A
un accès
3
Q
de aanhechting
A
l’adhérence
4
Q
een avatar
A
un avatar
5
Q
een zakencijfer
A
un chiffre d’affaires
6
Q
een ontwenningskuur
A
une cure de désintoxication
7
Q
de afhankelijkheid
A
la dépendance
8
Q
een uitvlucht
A
une échappatoire
9
Q
een scherm
A
un écran
10
Q
de fictie
A
la fiction
11
Q
een gilde
A
une guilde
12
Q
een online spel
A
un jeu en ligne
13
Q
het Westen
A
l’Occident
14
Q
het Oosten
A
l’Orient
15
Q
het valstrik
A
un piège
16
Q
de heropvoeding
A
la rééducation
17
Q
de spanning
A
le suspense
18
Q
de tijdelijkheid
A
la temporalité
19
Q
een therapie
A
une thérapie
20
Q
een springplank
A
un tremplin
21
Q
onbeduidend
A
anodin(e)
22
Q
geïsoleerd
A
isolé(e)
23
Q
ziekelijk
A
maladif/maladive
24
Q
bedreigend
A
menaçant(e)
25
verhalend
narratif/narrative
26
digitaal
numérique
27
westers
occidental(e)
28
oosters
oriental(e)
29
onnatuurlijk/geavanceerd
sophistiqué(e)
30
televisie-
télévisé(e)
31
therapeutisch
thérapeutique
32
virtueel
virtuel(le)
33
omslaan
basculer
34
vechten
combattre
35
voorbijgaan
dépasser
36
afhouden
détourner
37
ontsnappen
échapper
38
zijn toevlucht nemen tot
recourir à
39
zich verenigen
s'allier
40
zich baseren op/steunen op
s'appuyer sur
41
zich concentreren op
se concentrer sur
42
evenveel als
autant que
43
een wending geven aan
donner un tournant à
44
verslaafd zijn aan
être acro à
45
als paddenstoelen uit de grond schieten
pousser comme des champignons
46
de spanning opwekken
susciter le suspense
47
tot stand komen
voir le jour