9/9/15 Flashcards
1
Q
Sore throat
A
Keelpijn
2
Q
Headache
A
Hoofdpijn
3
Q
Back pain
A
Rugpijn
4
Q
I have a fever
A
Ik heb koorts
5
Q
Stomach pain
A
Maagpijn
6
Q
Can you help?
A
Kunt U even helpen?
7
Q
What’s the problem?
What’s going on?
A
Wat is er aan de hand?
8
Q
To cough
A
Hoesten
9
Q
Do you have anything for…
A
Hebt U iets tegen…
10
Q
I’m ill
A
Ik ben ziek
11
Q
I feel (un) well
A
Ik voel me (niet) lekker
12
Q
I feel nauseous
A
Ik voel me misselijk
13
Q
Dizzy
A
Duizelig
14
Q
You look (un) well
A
Je ziet er (niet) goed uit
15
Q
Pharmacy, pharmacist
A
De apotheek, de apotheker / apotheekster