9+10 Flashcards
fare a meno
niet zonder kunnen
fare a meno
niet zonder kunnen
congiuntivo imperfetto
Vanessa non crede che io le abbia detto al verità.
wordt gebruikt om een mening of veronderstelling uit te drukken in het verleden. (Vanessa gelooft niet dat ik haar de waarheid heb verteld.)
congiuntivo presente
Hiermee druk je een wens, gedachten, geloof, bezorgdheden en twijfel uit.
De werkwoorden die aantonen dat het om een conjunctief gaat zijn:
volere (willen)
sperare (hopen)
pensare (denken)
credere (geloven)
temere (bang zijn)
dubitare (twijfelen).
Ik dacht dat jij in Italië woonde.
Pensavo che tu vivessi in Italia.
Wat zou jij doen als alles mogelijk was?
(Che) cosa faresti se tutto fossi possibile?
Als ik rijk was, zou ik een schip kopen.
Se fossi ricco, comprerei una barca.
Ik hoopte dat jullie zouden winnen [of letterlijk: wonnen].
Speravo che vinceste.
Ik ging fietsen ook al regende het.
Andavo in bicicletta nonostante piovesse.
Het is alsof het hen niets interesseert.
È come se non interessassero a nessuno.
Was het maar waar!
Magari fosse vero!
sono olandese
beter dan vengo da ollanda
vierkant
quadrato
non fa che sbuffare
hij doet niets anders dan
non faccio che pensare a te
ik kan niet anders dan aan jou denken
del piu e del meno
van dit en dat
insalata scondita
salade zonder dressing
je bent gek
sei fuori
ti sei ricordato di portare
heb je onthouden om mee te nemen..? me ne sono ricordato. want di wordt met ne vervangen.
la freccia
de pijl
lasciare che, lascio che
= + conjunctivo. bv che tu vada
lascio ch’io piangia
laat me huilen
allaciargli, allacciare
vastbinden
subire, subisse
lijden, leed
sbrigativo
gehaast
sfiorano, sfiorare
aanraken
sveltina
vluggertje
mi imbucavo
ik crashte
non posso mica aspettare
Ik kan niet wachten
farne di cotte e di crude
van alles (slechts) doen
lascio qualche spicciolo
Ik laat wat kleingeld achter
petto sudato
bezwete borst