7A. Totale institutie Flashcards

1
Q

Detentieklimaat

A
  • Veiligheid
  • Zelfredzaamheid: gedetineerden zelf ook verantwoordelijk
  • Menswaardigheid: geen onnodig leed
  • Verantwoorde terugkeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doel detentieklimaat

A

Een detentieklimaat waarin een zinvolle dagbesteding wordt gerealiseerd om aldus de veiligheid van personeel, gedetineerde en de maatschappij te garanderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Criminologen maken zich zorgen over detentieklimaat

A
  • Nederlandse gevangenisbeleid is gericht op repressie met opsluiting
  • Gevangenissen worden overwegend bevolkt door probleemgroepen
  • Gevangenis zelf heeft schadelijke gevolgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Detentieschade

A
  • Psychische en lichamelijke gezondheid
  • Sociaal economische positie
  • Welzijn partner en kinderen
  • Beperkingen van basisvoorzieningen
  • Beperkingen persoonlijke vrijheid en autonomie
  • Aanslag op persoonlijke identiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verklaringen detentieschade

A
  • Prisonization: proces dat betrokkenen lopen tijden hun verblijf in een gesloten inrichting.
  • Deprivatie en import: problemen worden meegenomen. Deprivatie houdt in dat fundamentele behoeftes niet bevredigd kunnen worden tijden verblijf in inrichting.
  • Pains of imprisonment: onstaan doordat gesloten inrichtingen zoals gevangenissen zogenoemde ‘totale instituties’ zijn, waaraan ingesloten zich moeten aanpassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Totale institutie (Goffman)

A
  • Een plaats waar een groot aantal soortgelijk gesitueerde individuen voor een aanzienlijk periode is opgenomen en van de omringende samenleving is afgesneden samen wonen, werken en een formeel geregeld leven leiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Totale karakter

A

Gesymboliseerd door de barrière ten aanzien van sociaal contact met de buitenwereld, vaak fysiek aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Categorieën instituties

A
  1. Instellingen voor gehandicapt of hulpbehoevende
  2. Hulpbehoevende die bedreiging vormen voor de gemeenschap
  3. Samenleving te beschermen tegen kwaadwillenden
  4. Om bepaalde werkzaamheden beter te kunnen verrichten
  5. Waar mensen zich kunnen terugtrekken om te bezinnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken totale instituties

A
  1. Geen scheiding 3 levenssferen (slapen, werken, recreëren)
  2. Dagelijkse activiteiten vindt plaats in grote groepen
  3. Dag activiteiten onderworpen aan strak schema
  4. Gedwongen activiteiten samengevoegd tot een rationeel plan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reacties gedetineerden

A
  • Afwijkend gedrag
  • Verzet
  • Afwijzing
  • Solidariteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beperkingen gedetineerden

A
  • Persoonlijke vrijheid en autonomie
  • Beperkende omstandigheden samen te moeten leven met medebewoners
  • Door verblijfsduur in de instellingen
  • Door de voorschriften en procedures
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stanford Prison Experiment

A

Onderzoek naar het leven in de gevangenis en de beïnvloeding op gedrag. Zimbardo wilde eigenlijk hetzelfde doen als Miligram experiment maar dan niet in een obedience situatie maar in een gevangenissituatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conclusies Stanford Prison Experiment

A
  1. Menselijk gedrag is altijd een interactie tussen individuen, situaties, structuren, machtsystemen: omstandigheden gevangenis dragen meer bij aan pathologisch gedrag dan het karakter van haar bewoners (pathologie van de context).
  2. In veel omstandigheden kan meer dan de helft verleid worden om misdaden tegen hun geweten te plegen: geen slecht karakter nodig om in een bepaalde context tot slecht gedrag over te gaan.
  3. Nadruk op omstandigheden als grootste constituerende factor bij de totstandkoming kwaad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly