2B. WBC Flashcards

1
Q

White collar crime

A

De veronderstelling was dat criminaliteit niet voorkwam in de hoge sociale klasse.

  • Geen zicht op witteboordencriminaliteit
  • Focus op data uit strafzaken, WBC speelt zich af in het civiele recht
  • Focus op strafrecht en criminologie lag bij armen, marginalen en machtelozen

Sutherland introduceerde white collar crime: crime committed by a person of respectability and a high social status in the course of his occupation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vervolgbaarheid en (maatschappelijke) schade

A

Volgens Sutherland is voor of er sprake is van criminaliteit niet beslissend of er vervolgd is, maar of het vervolgbaar is –> vervolgbaarheid en (maatschappelijke) schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Occupational crime

A

Werknemerscriminaliteit: criminaliteit die gepleegd werd voor eigen gewin, vaak ten koste van het bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Corporate crime

A

Organisatiecriminaliteit: criminaliteit die gepleegd werd namens het bedrijf en die positieve gevolgen voor het bedrijf nastreeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Begrippendifferentiatie: organisatiecriminaliteit

A

Samenvoeging: onder organisatiecriminaliteit dienen die misdrijven te worden begrepen die individueel of groepsgewijs, door leden van een gerespecteerde en bonafide organisatie werden gepleegd binnen het kader van de uitoefening van de organisatorische taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Typen organisatiecriminaliteit

A
  1. Administratieve overtredingen: niet verstrekken van info (omgekochte ambtenaar)
  2. Milieu gerelateerde overtredingen: overtreding milieuwetgeving. (Volkswagen-zaak)
  3. Financiële overtredingen: illegale betalingen, belastingfraude (kredietcrisis)
  4. Werk gerelateerde overtredingen: overtreding Arbowetgeving.
  5. Product gerelateerde overtredingen: fouten in eindproduct
  6. Oneerlijke handel: kartelvorming, prijsafspraken en bedrijfsspionage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kredietcrisis

A

Joris Luyendijk: er is nauwelijks iets gedaan om nieuwe crisis te voorkomen. Uit de eerste crisis is duidelijk geworden dat burgers veel accepteren en niet snel in opstand komen tegen de financiële sector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Labeling approach

A

Maatschappelijke groepen creëeren deviantie door het opstellen van regels, waarvan overtreding deviantie inhoudt en door het toepassen van deze regels bepaalde groepen personen hen als ‘buitenstaander’ labelen. Vanuit dit gezichtspunt is de deviant degene op wie het label met succes is aangebracht; deviant gedrag is gedrag dat zo gelabeld is. (3 concepten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stigmatiseringsconcept

A

Labeling van iemand als crimineel kan leiden tot aantasting van het zelfbeeld van die persoon. Die aantasting kan de drempel verlagen om opnieuw deviant gedrag te plegen. Als een voortdurende stigmatisering plaatsvindt, leidt het tot aan aanpassing van het zelfbeeld van de betrokkene. (Geschonden identiteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primaire en secundaire deviantie

A

Primaire deviantie is de eerste keer dat regel overtredend gedrag plaatsvindt.
Secundaire deviantie ontstaat als personen zichzelf gaan zien als deviant en zich daarnaar gaan gedragen. Dit komt door de reactie van buitenaf en de stigmatisering. Gedrag kan structureel worden en deel uit gaan maken van de identiteit. Het gedrag is dan een aanpassing aan de reactie van de maatschappij of een protest hiertegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reintegrative shaming

A

Gericht op het gedrag, maar niet tegen de persoon van de dader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kritische criminologie

A

De focus moet meer op maatschappelijke dimensies, want er is een eenzijdige labeling gaande. Er zijn verschillen in aandacht en type deviant gedrag. Er moet dus niet alleen gekeken worden naar het handelen zelf, maar cultuur en structuur moeten ook object worden van het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Differentiële associatietheorie

A

Crimineel gedrag is het gevolg van invloeden uit de sociale omgeving en wordt aangeleerd in de interactie met anderen. Het leren van technieken en vaardigheden, maar ook motivaties, rationalisaties, morele opvattingen en houdingen. Hoe vaker/meer/intensiever mensen worden blootgesteld aan (het leren van) criminele associaties/definities, hoe meer kans op crimineel gedrag. (leertheorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Toepassing theorieën

A
  • Geen shaming leidt tot onzichtbaarheid van de organisatiecriminaliteit (labeling)
  • Onzichtbaarheid en ontkenning van het probleem veroorzaakt en/of verstevigt de organisatiecriminaliteit (differentiële associatie)
  • Maatschappelijke beschadiging van het aanzien van de organisatie leidt tot minder criminaliteit indien de cultuur van de organisatie wordt aangepast (stigmatisering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly