7 Heuristieken Flashcards
Bayesian inferentie
Vorm van statistische inferentie waarin oorspronkelijke overtuigingen aangepast worden wanneer er nieuw bewijs wordt geleverd (denkt weinig kans op corona te hebben bekenden krijgen het de kans wordt voor jouw idee groter).
• Kans op A&B na nieuw bewijs =
Kans op A&B x kans op A&B voor nieuw bewijs
Base rate information
Relatieve frequentie van een gebeurtenis binnen een bepaalde populatie. Deze informatie wordt vaak genegeerd (‘mijn zus werd ziek van een vaccinatie dus ze zijn gevaarlijk’ Base rate = kleine kans op ziek worden wordt genegeerd).
Keuzes
- Bounded rationality = Rationaliteit van mensen is gelimiteerd als gaat om het maken van keuzes.
- Elimination by aspects = Alternatieven worden geëlimineerd door te focussen op 1 aspect per keer (auto kopen eerst auto’s selecteren binnen het budget, dan welke zuinig is, dan kleur etc.).
- Framing effects = De manier waarop opties worden geformuleerd/opgesteld beïnvloedt de keuze die wordt gemaakt. We gaan liever voor een kleine zeker winst, dan een grote onzekere winst. Een verlies van grootte x weegt zwaarder dan een winst van diezelfde grootte.
Heuristieken
- Heuristiek = Strategie waarbij een deel van de informatie wordt genegeerd met het doel om keuzes sneller, makkelijker en/of accurater te maken.
• Representative heuristic = Aanname dat een object tot een bepaalde categorie behoort omdat deze typisch of representatief voor deze categorie lijkt (casus geboortes MVVM lijkt typischer dan MMMM), de base rate information wordt genegeerd (kans op M en V is beide 50%, volgorde maakt dus niet uit).
• Availibility heuristic = Aanname dat de frequentie van een gebeurtenis geschat kan worden aan de hand van hoe makkelijk/moeilijk deze uit het langetermijngeheugen opgehaald kan worden (casus woorden met k k als beginletter is makkelijker te genereren, terwijl er meer woorden zijn met k als 3e letter).
• Affect heuristic = Emotionele responses gebruiken om snelle oordelen of beslissingen te beïnvloeden.
• Anchoring-and-adjustment heuristic = Men maakt een schatting, deze wordt later nog enigszins aangepast. De aanpassing is vaak onvoldoende.
• Satisficing heuristic = Wanneer opties één voor één worden langsgegaan wordt een optie direct gekozen wanneer deze voldoet aan het minimale level van aanvaardbaarheid.
• Recognition heuristic = Bij het vergelijken van de frequentie van twee gebeurtenissen kiest men de gebeurtenis die voor hen het meest bekend is, dit hoeft niet per se degene te zijn die ook daadwerkelijk het vaakst voorkomt.
Limitaties van heuristieken:
• Ze zijn vaag gedefinieerd.
• In werkelijkheid spelen emotionele en motiverende factoren ook een rol bij onze oordelen/keuzes.
• Theorie is beperkt.
Fallacies
- Fallacy = Denkfout
- Conjunction fallacy = Het onterechte idee dat de kans op gebeurtenissen A&B samen groter is dan de kans op alleen gebeurtenis A of alleen gebeurtenis B.
- Double conjunction fallacy = Het onterechte idee dat de kans op gebeurtenissen A&B samen groter is dan de kans op alleen gebeurtenis A en groter is dan de kans alleen gebeurtenis B.
- Gamblers fallacy = De onterechte overtuiging dat de kans op een bepaalde willekeurige gebeurtenis (dobbelsteen) wordt beïnvloed door de voorgaande willekeurige gebeurtenissen (keren dat je eerder met de dobbelsteen hebt gegooid).
- Hot hand effect = Het onterechte idee dat een bepaalde gebeurtenis zich voort zal blijven zetten, het tegenovergestelde van de gamblers fallacy (voetballer heeft gescoord, men denkt dat die vaker gaat scoren).
- Sunk-cost fallacy = Beslissen om door te gaan met ergens in investeren omdat je dit al eerder hebt gedaan, je hebt verzonken kosten (auto heeft een dure reparatie nodig, die doe je ipv nieuwe auto kopen omdat je al geld hebt geïnvesteerd in de aankoop van de auto).
- Planning fallacy = Onderschatting van de tijd/moeite die het kost om een bepaalde taak te volbrengen. Eigen kwaliteiten/vaardigheden worden hierbij vaak overschat.
Biases
- Bias = Vooroordeel
- Illusoire correlatie = Bepaalde gebeurtenissen/eigenschappen worden gezien alsof ze bij elkaar horen terwijl dit niet zo hoeft te zijn (connectie met representative heuristic daar wordt ook iets gerekend tot een categorie terwijl dat niet zo hoeft te zijn).
- Overconfidence = Overschatting van je eigen vaardigheden, kennis of oordelen. Wordt veroorzaakt doordat men niet weet hoe weinig ze daadwerkelijk weten of dat informatie afkomstig is van onbetrouwbare bronnen.
- Hindsight bias = Bij het achteraf bekijken van een situatie denkt men dat we makkelijk alle signalen en gebeurtenissen hadden opgemerkt en het resultaat konden voorspellen.
- My side bias = Zeker zijn van je eigen visie/idee terwijl je niet alle informatie over een situatie kent.
- Conformation bias = Focus leggen op informatie die jouw visie/idee bevestigd.
Theorieën
- Expected utility theory = Bij het maken van onzekere keuzes baseren we deze op het verwachte nut van de uitkomst en de kans op deze uitkomst. Deze theorie gaat ervanuit dat men altijd rationele keuzes maakt, dit is werkelijkheid niet het geval.
• Invariance = Voorkeur is niet in alle situaties gelijk. Volgens deze theorie zou dat wel zo moeten zijn.
• Preference reversal phenomenon = Verandering in voorkeur. Dit duidt op een schommeling in het verwachte nut. - Prospect theory = Beslissingen zijn gebaseerd op de winst of het verlies van een uitkomst, niet op de absolute waarde.
• Framing effects = De manier waarop opties worden geformuleerd beïnvloedt de selectie van een optie.
• Temporal value assymetry = Het verschil in denkwijze over het verleden en de toekomst. Men hecht over het algemeen meer waarde aan de toekomst. - Crystal-ball technique = Techniek om overconfidence in te perken. Iemand wordt gevraagd zich een kristallen bol in te beelden, deze laat zien dat hun verwachting incorrect is. Er wordt als het ware een spiegel voorgehouden. Zo wordt iemand gedwongen na te deken over alternatieven.