6. Sphenoid Flashcards

1
Q

T6.01

Palpatie naar positie

Os Sphenoid

A

Hierbij beoordelen we:

  • de positie van de alae majores (craniaal-caudaal, anterior-posterior)
  • de concaviteit van de facies temporalis van de alae majores (vlak-concaaf).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

T6.01

Luistertest, algemene handvatting

Os Sphenoid

A

Algemene handgreep

  • calvaria
  • fronto-occipitaal
  • spheno-occipitaal
  • occipito-sphenoidaal

Beoordeel het PRM met focus op het os sphenoidale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

T6.03

Luistertest

intrabuccaal - os palatinum

A

Met de wijsvinger ter hoogte van de sut. palatina media van os palatinum (intrabuccaal) en focus op het corpus beoordelen we indirect (via palatinum en vomer) de mobiliteit van het corpus van os sphenoidale.

Andere hand neemt contact met alae majores (duim en wijs - middenvinger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

T6.04

Luistertest

intrabuccaal - processus pterygoideus

os sphenoid

A

Met de ringvinger of pink kunnen we tevens intrabuccaal contact nemen met de processus pterygoideus en ook daar de mobiliteit beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

T6.05

Mobiliteitstest

Os Sphenoid

A

Algemene handgreep

  • calvaria
  • fronto-occipitaal
  • spheno-occipitaal
  • occipito-sphenoidaal

voer een impulstest uit van het os sphenoidale in flexie en in extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

T6.06

Diagnose

Os Sphenoid

A
  • Normale fysiologische beweging in flexie en in extensie = geen dysfunctie
  • Normale bewegingsuitslag bij flexie, beperkte bewegingsuitslag bij extensie = flexiedysfunctie
  • Normale bewegingsuitslag bij extensie, beperkte bewegingsuitslag bij flexie = extensiedysfunctie
  • A-fysiologische beweging (het os sphenoidale maakt geen flexie/extensie rond de bewegingsas, maar functioneert uitgaande van één of meerdere fixatiepunten.). Hier is het aansluitend nodig de suturen te testen tussen os sphenoidale en de omgevende botstukken, daar deze verantwoordelijk kunnen zijn voor de a-fysiologische beweging.

Opmerking: Uitgaande van het algemene diagnoseschema weten we reeds of er een algemene craniale dysfunctie (SSB, membranen, fluctuatie) of meer specifieke dysfuncties in een bepaald kwadrant zijn.
Met betrekking tot het os sphenoidale gaat het hierbij voornamelijk om de anteriore kwadranten. Er kunnen echter ook suturale dysfuncties zijn tussen het os sphenoidale en een botstuk van de posteriore kwadranten (os occipitale (SSB), os temporale, os parietale).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

T6.07

Sphenoid - Temporale

sut. test

Os Sphenoid

A

O. zit aan hoofdeinde:

  • ene hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger
  • andere hand neemt contact met het os temporale via de ‘vleugelmoerhandgreep’

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie/externe rotatie of extensie/interne rotatie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.

Het verticale deel van de sut. spheno-squamosa kan ook via een V-spread getest worden (bemoeilijkt door m. temporalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

T6.08

Sphenoid - Parietale

sut. test

Os Sphenoid

A

O. zit aan hoofdeinde:

  • ene hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger
  • ander hand neemt contact met wijsvinger ter hoogte van de anteriore hoek van os parietale, pink ter hoogte van posteriore hoek en duim homolateraal naast de sut. sagittalis

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie/externe rotatie of extensie/interne rotatie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.

De sut. sphenoparietalis kan ook via een V-spread getest worden (bemoeilijkt door m. temporalis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

T6.09

Sphenoid - Frontale

sut. test

OS Sphenoid

A
  • O. zit of staat heterolateraal: Cant Hook-handgreep
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van ala major. Evt. kan men de ringvinger of de pink intrabuccaal positioneren ter hoogte van de processus pterygoideus.
  • craniale hand met wijs- en middenvinger ter hoogte van de processus zygomaticus van het os frontale
  • duimen vormen een fulcrum aan de andere zijde ter hoogte van de frontosphenoidale regio

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie/externe rotatie of extensie/interne rotatie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.

De sut. sphenofrontalis kan ook via een V-spread getest worden (bemoeilijkt door m. temporalis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

T6.10

Sphenoid - Zygomaticum

sut. test

Os Sphenoid

A

O. zit aan hoofdeinde:

  • ene hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger
  • andere hand neemt contact met het os zygomaticum tussen duim, wijs- en middenvinger

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie/externe rotatie of extensie/interne rotatie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

T6.11

Sphenoid - Etmoidale

sut. test

Os Sphenoid

A

O. zit of staat lateraal:

  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van glabella en middenvinger op sut. internasalis (focus op os ethmoidale)
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie of extensie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

T6.12

Sphenoid - Vomer

sut. test

Os Sphenoid

A

O. zit of staat lateraal:

  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van sut. cruciformis (= kruispunt thv gehemelte tussen de horizontale laminae van Li en Re maxilla en os palatinum) met focus op vomer
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie of extensie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

T6.13

Sphenoid - Palatinum

sut. test

Os Sphenoid

A

O. zit of staat heterolateraal:

  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van lamina horizontalis van os palatinum
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger

Testen:

  • luistertest: er is sprake van een dysfunctie wanneer beide botten volledig samen bewegen (geen bewegingsvrijheid tussen beiden)
  • mobiliteitstest: er wordt afwisselend een impuls gegeven in flexie/externe rotatie of extensie/interne rotatie op één van de twee botstukken. We beoordelen of het andere botstuk direct meegaat (= dysfunctie) of niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

T6.14

Pre-post Sphenoid

intra-ossair

Os Sphenoid

A

Handgreep: Platybasia

O. zit aan hoofdeinde:

  • midden-, ringvinger en pink bilateraal onder os occipitale
  • wijsvinger bilateraal ter hoogte van processus mastoideus
  • duimen bilateraal posterior van processus zygomaticus van os frontale

Test:

  • duimen brengen de processus zygomaticus van os frontale naar anterior
  • de andere vingers houden het os occipitale en het os temporale naar posterior
  • met focus op de relatie pre-postsphenoid beoordelen we de decompressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

T6.15

Corpus/Ala Minor -

Ala Major/Proc. Pterygoideus

intra-ossair

Os Sphenoid

A
  • Hier gebruiken we dezelfde handgreep als bij de test tussen os sphenoidale en os frontale (Cant Hook-handgreep)
  • Daarbij ligt de focus van de craniale hand niet op het os frontale maar op het complex corpus/ala minor.

Test:

caudale hand houdt ala major/processus pterygoideus naar inferior en voert met de craniale hand een lichte tractie naar superior uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

T6.16

Ala Major - Proc. Pterygoideus

intra-ossair

Os Sphenoid

A

O. zit of staat heterolateraal:

  • craniale hand neemt contact met beide alae majores tussen duim en wijs- of middenvinger
  • caudale hand met ringvinger of pink ter hoogte van processus pterygoideus

Test:

  • wijsvinger voert op ala major een tractie naar craniaal uit
  • ringvinger of pink houdt de processus pterygoideus naar caudaal
17
Q

T6.17

Luistertest Fossa Pterygopalatina

Os Sphenoid

A

O. zit of staat heterolateraal

  • craniale hand omvat los de schedel
  • caudale hand met ringvinger of pink intrabuccaal lateraal ter hoogte van processus pterygoideus
  • Aansluitend brengt men de vinger in craniale richting zo hoog mogelijk in de fossa pterygopalatina.

Test:

intrabuccale vinger beoordeelt de mobiliteit van de fossa pterygopalatina (openen en sluiten).

18
Q

6.01

Flexie dysfunctie

normalisatie

Os Sphenoid

A

O. zit aan hoofdeinde:

  • algemene handgreep
  • O. maakt een disengagment tussen os sphenoidale en os occipitale.
  • Vervolgens houdt O. het os occipitale in een neutrale positie (niet blokkeren) en brengt het os sphenoidale telkens verder in flexie, terwijl de extensiebeweging wordt afgeremd
  • O. zoekt het PBMT
  • Vasthouden tot correctie
  • Ondersteunend kan P. een inspirapnoe en/of dorsiflexie van beide voeten maken.
19
Q

6.02

Extensie dysfunctie

normalisatie

Os Sphenoid

A

O. zit aan hoofdeinde:

  • algemene handgreep
  • O. maakt een disengagement tussen os sphenoidale en os occipital
  • Vervolgens houdt O. het os occipitale in een neutrale positie (niet blokkeren) en brengt het os sphenoidale telkens verder in extensie, terwijl de flexiebeweging wordt afgeremd
  • O. zoekt het PBMT
  • Vasthouden tot correctie
  • Ondersteunend kan P. een expirapnoe en/of plantairflexie van beide voeten maken.
20
Q

6.03

Sphenoidale – Temporale

normalisatie

Os Sphenoid

A

1. V-Spread sutura sphenosquamosa verticaal gedeelte:

O. zit aan hoofdeinde

  • wijs- en middenvinger van ene hand aan weerszijden van het verticale deel van de sut. sphenosquamosa
  • impuls vanuit tuber parietalis andere zijde

2. Disengagement
O. zit aan hoofdeinde:

  • ene hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger
  • andere hand neemt contact met het os temporale via de ‘vleugelmoerhandgreep’

Variante (handgreep): O. staat of zit heterolateraal

  • caudale hand met wijs- en middenvinger op ala major, pink intrabuccaal ter hoogte van processus pterygoideus
  • craniale hand: ‘vleugelmoerhandgreep’ op os temporale

Disengagement:

  • O. brengt ala major naar anterior en houdt het os temporale naar posterior tot release.
  • In functie van de verschillende delen van de sutuur tussen os sphenoidale en os temporale kan dit voorafgegaan worden door:
    • voor het verticaal gedeelte sut. sphenosquamosa: wijs- of middenvinger geeft lichte druk op ala major naar mediaal.
    • voor horizontaal gedeelte sut. sphenosquamosa: ala major naar inferior en os temporale naar superior
    • voor synchondrosis sphenopetrosa: dit is een neutrale sutuur en hier volstaat de disengament in antero-posteriore richting.
  • Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

3. Specifieke techniek

Zelfde handgreep als bij disengagement:

  • O. maakt een disengagement, gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os temporale).
  • Vasthouden tot correctie.
  • Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.
21
Q

6.04

Sphenoidale – Parietale

normalisatie

Os Sphenoid

A

1. V-spread sutura sphenoparietalis

  • O. zit aan hoofdeinde
  • wijs- en middenvinger van ene hand aan weerszijden van sut. sphenoparietalis
  • impuls vanuit tuber parietalis andere zijde

2. Disengagement

  • O. zit of staat heterolateraal:
  • caudale hand met wijsvinger op ala major (en evt. pink intrabuccaal ter hoogte van processus pterygoideus
  • craniale hand lateraal op de schedel met wijsvinger ter hoogte van antero-inferiore hoek van os parietale

Disengagement:

  • wijsvinger van de craniale hand geeft een lichte druk naar mediaal op os parietale.
  • Vervolgens brengt O het os parietale naar craniaal terwijl het os sphenoidale naar caudaal gehouden wordt tot release.
  • Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

3. Specifieke techniek

  • O. zit of staat heterolateraal:
  • caudale hand met wijsvinger op ala major (en evt. pink intrabuccaal ter hoogte van processus pterygoideus
  • craniale hand met wijsvinger ter hoogte van de anteriore hoek van os parietale, pink ter hoogte van posteriore hoek en duim homolateraal naast de sut. sagittalis
  • O. maakt een disengagement, gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os parietale)
  • Vasthouden tot correctie

Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.

22
Q

6.05

Sphenoidale – Frontale

normalisatie

Os Sphenoid

A

1. V-spread

  • O. zit aan hoofdeinde:
  • wijs- en middenvinger van de ene hand aan weerszijde van de sut. sphenofrontalis
  • impuls vanuit asterion heterolaterale zijde

2. Disengagement

  • O. zit of staat heterolateraal: Cant Hook-handgreep
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van ala major.
  • Evt. kan men de ringvinger of de pink intrabuccaal positioneren ter hoogte van de processus pterygoideus
  • craniale hand met wijs- en middenvinger ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  • duimen vormen een fulcrum aan de andere zijde ter hoogte van de frontosphenoidale regio

Disengagement:

  • wijs- en middenvinger geven een lichte druk naar mediaal ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale.
  • Vervolgens houdt O. het os sphenoidale naar caudaal, terwijl een tractie op het os frontale naar craniaal wordt uitgevoerd tot release.

Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd

3. Specifieke techniek

  • Zelfde handgreep als bij disengagement:
  • O. maakt een disengagement, gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os frontale).
  • Vasthouden tot correctie.

Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast. Hierbij kan ook een bilaterale techniek worden uitgevoerd:

  • O. zit of staat lateraal:
  • caudale hand met duim en wijsvinger op beide alae majores
  • craniale hand met duim en wijsvinger op beide processi zygomatici van os frontale

Disengagement:

  • met duim en wijsvinger van craniale hand wordt lichte druk gegeven naar mediaal.
  • Vervolgens houdt O. met de caudale hand os sphenoidale naar caudaal, terwijl een tractie op het os frontale naar craniaal-anterior wordt uitgevoerd tot release.
  • De disengagement kan ook gevolgd worden door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os frontale).
  • Vasthouden tot correctie.

Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.

23
Q

6.06

Sphenoidale – Zygomaticum

normalisatie

Os Sphenoid

A

1. Disengagement

  • O. zit of staat heterolateraal:
  • craniale hand met wijs- en middenvinger op ala major homolateraal, duim op ala major heterolateraal
  • caudale hand omgrijpt met duim, wijs- en middenvinger het os zygomaticum

Disengagement:

  • O. houdt ala major naar craniaal-posterior
  • terwijl de caudale hand het os zygomaticum naar caudaal-anterior beweegt tot release.
  • Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

2. Specifieke techniek

  • Zelfde handgreep als bij disengagement: O. maakt een disengagement, gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os zygomaticum). Vasthouden tot correctie.

Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.

24
Q

6.07

Sphenoidale – Ethmoid

normalisatie

Os Sphenoid

A

Disengagement

  • O. zit aan hoofdeinde: Platybasia-handgreep
  • midden-, ringvinger en pink bilateraal onder os occipitale
  • wijsvinger bilateraal ter hoogte van processus mastoideus
  • duimen bilateraal posterior van processus zygomaticus

Disengagement:

  • met focus op de relatie presphenoid-ethmoid brengen de duimen de processus zygomaticus van os frontale naar anterior
  • de andere vingers oefenen ter hoogte van os occipitale en os temporale een druk uit naar posterior tot release
  • Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

Specifieke techniek

  • O. zit of staat lateraal
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van glabella en middenvinger op de sut. internasalis (focus op os ethmoidale)
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger
  • O. maakt een disengagement (alae majores naar posterior), gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os ethmoidale).
  • Vasthouden tot correctie.

Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.

25
Q

6.08

Sphenoidale – Vomer

normalisatie

Os Sphenoid

A

Disengagement

  • O. zit of staat lateraal
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van sut. cruciformis (= kruispunt thv gehemelte tussen de horizontale laminae van Li en Re maxilla en os palatinum) met focus op vomer
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger

Disengagement:

  • O. brengt alae majores naar superior tot release
  • Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

Specifieke techniek

  • Zelfde handgreep als bij disengagement:
  • O. maakt disengagement, gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor vomer)
  • Vasthouden tot correctie.

Opmerking: wijsvinger van caudale hand wordt iets meer naar anterior geplaatst indien PBMT voor vomer in inspir is, iets meer naar posterior indien PBMT voor vomer in expir is.
Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.

26
Q

6.09

Sphenoidale – Palatinum

normalisatie

Os Sphenoid

A

Disengagement

  • O. zit of staat heterolateraal
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van lamina horizontalis van os palatinum
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger

Disengagement:

  • O. houdt alae majores naar posterior, terwijl een tractie met de caudale hand naar anterior wordt uitgeoefend tot release.

Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

Specifieke techniek

  • Zelfde handgreep als bij disengament
  • O. maakt disengagement, gevolgd door het opzoeken van het PBMT (zowel voor os sphenoidale als voor os palatinum).
  • Vasthouden tot correctie.

Indien aangewezen kan ook een directe of gecombineerde techniek worden toegepast.

27
Q

6.10

Pre-Postsphenoid

normalisatie

Os Sphenoid

A
  • O. zit aan hoofdeinde: Platybasia-handgreep
  • midden-, ringvinger en pink bilateraal onder os occipitale
  • wijsvinger bilateraal ter hoogte van processus mastoideus
  • duimen bilateraal posterior van processus zygomaticus

Disengagement:

  • met de focus op de relatie pre-postsphenoid brengen de duimen de processus zygomaticus van os frontale naar anterior
  • de andere vingers oefenen een druk uit thv os occipitale en os temporale naar posterior tot release.

Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

28
Q

6.11

Corpus/Ala Minor -

Ala Major/Proc. Pterygoideus

normalisatie

Os Sphenoid

A
  • O. zit of staat lateraal: Cant Hook-handgreep
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van ala major en met ringvinger of pink
  • intrabuccaal ter hoogte van processus pterygoideus.
  • craniale hand met wijs- en middenvinger ter hoogte van de processus zygomaticus van het os frontale met focus op corpus/ala minor
  • duimen vormen een fulcrum aan de andere zijde ter hoogte van de frontosphenoidale regio

Disengagement:

  • caudale hand houdt ala major/processus pterygoideus naar inferior
  • craniale hand voert een tractie naar superior uit tot release.

Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

29
Q

6.12

Ala Major - Proc. Pterygoideus

normalisatie

Os Sphenoid

A
  • O. zit of staat lateraal
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores tussen duim en wijs- of middenvinger
  • caudale hand met ringvinger of pink ter hoogte van processus pterygoideus

Disengagement:

  • wijsvinger voert op ala major een tractie naar craniaal uit terwijl ringvinger of pink de processus pterygoideus naar caudaal houdt tot release.

Evt. kan voorafgaand een compressie worden uitgevoerd.

30
Q

6.13

Fossa Pterygopalatina

normalisatie

Os Sphenoid

A
  • Voorafgaand wordt de relatie os sphenoidale – os palatinum behandeld
  • Aansluitend kan een stimulatietechniek worden uitgevoerd ter hoogte van de fossa pterygopalatina.
  • O. zit of staat heterolateraal
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores tussen duim en wijs- of middenvinger
  • caudale hand intrabuccaal met ringvinger of pink ter hoogte van de fossa pterygopalatina

Stimulatie:

  • zowel tijdens de inspir als exspir worden de mobiliteit van os sphenoidale en het openen en sluiten van de fossa pterygopalatina gaccentueerd
31
Q

6.14

Drainage Sinus Sphenoidale

normalisatie

Os Sphenoid

A
  • O. zit of staat lateraal
  • caudale hand met wijsvinger ter hoogte van sut. cruciformis
  • craniale hand neemt contact met beide alae majores door middel van duim en wijs- of middenvinger

Deze techniek is gekend als ‘Vomerpomp’.
1e fase:

  • tijdens craniale flexie wordt de flexiebeweging van os sphenoidale geaccentueerd
  • via het vomer wordt een druk met de wijsvinger van de caudale hand naar superior uitgeoefend
  • evt. kan P. het hoofd lichtjes naar voren buigen.

2e fase:

  • tijdens craniale flexie en craniale extensie worden de mobiliteit van os sphenoidale en van vomer geaccentueerd.
  • de intabuccale wijsvinger verplaatst zich daarbij telkens wat naar anterior (bij flexie) en naar posterior (bij extensie).