5. Occiput Flashcards

1
Q

T5.01

Palpatie naar positie

A

Pars Condylaris

  • anterior-inferior postero-superior
  • mediaal - lateraal

Pars Squamosa

  • anterior-inferior postero-superior
  • breder - smaller

Inion

  • centraal - laterale deviatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

T5.02

Test naar malleabiliteit en elasticiteit

A

Handgreep:

  • wijsvingers thv pars mastoidea van os temporale
  • middenvingers thv pars condylaris van os occipitale
  • ringvingers en pinken thv pars squamosa van os occipitale

We beoordelen de samendrukbaarheid (malleabiliteit) en vervolgens de rebound bij het loslaten (elasticiteit) ter hoogte van:

  • pars condylaris
  • pars squamosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

T5.03

Luistertest

A
  1. O. zit aan hoofdeinde
  2. met duimen ter hoogte van ala major worden de andere vingers onder het os occipitale geplaatst
  3. We beoordelen de uitdrukking van het PRM ter hoogte van het os occipitale:
    • flexie = posteriore rotatie en ER
    • extensie = anteriore rotatie en IR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

T5.04

Mobiliteitstest

A
  1. O. zit aan hoofdeinde
  2. met duimen ter hoogte van ala major worden de andere vingers onder het os occipitale geplaatst
  3. we voeren een impulstest uit van het os occipitale in posteriore rotatie (flexie) en in anteriore rotatie (extensie)
  4. impuls in posteriore rotatie bij begin (kwaliteit) of einde (kwantiteit) van de flexie
  5. impuls in anteriore rotatie bij begin (kwaliteit) of einde (kwantiteit) van de extensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

T5.05

Test van het atlanto-occipitaal gewricht

A
  1. O. zit aan hoofdeinde: beide handen onder os occipitale, waarbij wijs- en middenvinger zo ver mogelijk naar voren geplaatst worden
  2. tractie naar posterior-superior-lateraal
  3. druk naar anterior-inferior-mediaal

Dit kan vergeleken worden met een actieve bewegingstest:

  • chin-in = occiput naar posterior
  • chin-out = occiput naar anterior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

T5.06

Pars Condylaris, Antero-posterior

Intra-ossaire test

A

Handgreep: platybasia

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ring- en kleine vingers vingers op squama occipitalis

Test:

  1. met de focus op de condylo-basilaire verbinding wordt met de duimen een tractie naar anterior en met de vingers op os occipitale een tractie naar posterior uitgevoerd.
  2. We beoordelen de condylo-basilaire decompressie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

T5.07

Pars Condylaris, Medio-lateraal

Intra-ossaire test

A

Handgreep: platybasia

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ring- en kleine vingers vingers op squama occipitalis

Test:

  1. wijsvingers houden de processus mastoideus naar antero-lateraal
  2. decompressie lateraal: de middenvingers brengen het mediale deel van de condylaire delen naar mediaal (ellebogen ahw uit elkaar)
  3. decompressie mediaal: de middenvingers brengen de laterale delen van de condylaire delen naar mediaal (ellebogen ahw naar mekaar toe)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

T5.08

Pars Squamosa

Intra-ossaire test

A

Handgreep: platybasia

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ring- en kleine vingers vingers op squama occipitalis

Test:

  1. Test condylo-squameuze verbinding:
    * met ring- en kleine vingers wordt een tractie naar posterior uitgevoerd ten opzichte van de middenvingers
  2. Test intrasquameus:
  • met ring- en kleine vingers op de vier quadranten van de pars squamosa wordt de intra-ossaire mobiliteit getest in de verschillende vlakken:
    • rotatie rond een sagittale as
    • rotatie rond een transversale as
    • rotatie rond een verticale as
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5.01

Flexiedysfunctie

A
  1. O. zit aan hoofdeinde, handgreep cfr luister- en mobiliteitstest (6.3 en 6.4)
  2. O. maakt een disengagement tussen os sphenoidale en os occipitale
  3. Vervolgens houdt O. het os sphenoidale in een neutrale positie (niet blokkeren) en brengt het os occipitale tijdens de flexiefase verder in flexie
  4. De extensiebeweging tijdens de extensiefase wordt afgeremd
  5. O. zoekt het PBMT
  6. Vasthouden tot correctie
  7. Ondersteunend kan P. een inspirapnoe en/of dorsiflexie van beide voeten maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5.02

Extensiedysfunctie

A
  1. O. zit aan hoofdeinde: handgreep cfr luister- en mobiliteitstest (6.3 en 6.4)
  2. O. maakt een disengagement tussen os sphenoidale en os occipitale
  3. Vervolgens houdt O. het os sphenoidale in een neutrale positie (niet blokkeren) en brengt het os occipitale tijdens de extensiefase verder in extensie.
  4. De flexiebeweging tijdens de flexiefase wordt afgeremd.
  5. O. zoekt het PBMT
  6. Vasthouden tot correctie.
  7. Ondersteunend kan P. een expirapnoe en/of plantairflexie van beide voeten maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

5.03

Atlanto-occiputaal gewricht

decompressie C0/C1

A
  1. O. zit aan hoofdeinde
  2. ring- en kleine vinger bilateraal onder os occipitale
  3. vingertoppen van wijs- en middenvinger direct onder inferiore boord van os occipitale naar anterior gericht

Decompressie:

  1. wachten op de ontspanning van de suboccipitale spieren.
  2. Vervolgens kan contact ontstaan met posteriore boog van C1 die naar anterior wordt gehouden.
  3. Evt. kan P. de kin lichtjes intrekken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5.04

Os Occiputale

bilateraal anterior

A
  1. O. zit aan hoofdeinde,
  2. beide handen onder os occipitale:
  3. wijs- of middenvingers ter hoogte van arcus posterior van C1. Dwz dat deze normalisatie best voorafgegaan wordt door de decompressietechniek C0/C1.
  4. ring- en kleine vingers (en middenvingers) onder de squama occipitalis

Normalisatie:

  1. wijs- of middenvingers houden C1 naar anterior en caudaal
  2. terwijl de andere vingers ter hoogte van de squama een tractie naar posterior uitvoeren tot release.
  3. Hierbij kan P ook lichtjes de kin intrekken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

5.05

Os Occiputale

bilateraal posterior

A
  1. P. in zijlig met handen (vingers in elkaar gevouwen) boven op de vertex
  2. O. zit aan hoofdeinde en omvat massae laterales van C1 tussen duim en wijs- of middenvinger van de ene hand. Andere hand op de handen van P.

Normalisatie:

  1. P. drukt met de handen naar caudaal (begeleidt door O.) en beweegt de ogen naar superior (= lichtjes heffen van de kin).
  2. O. fixeert C1 naar posterior en craniaal tot release.
  3. Deze techniek kan ook in zit worden uitgevoerd en wordt eveneens best voorafgegaan door de decompressietechniek C0/C1.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

5.06

Spreiden van basis cranii posterior

Intraossair

A

Handgreep: platybasia, met kleine vingers op mekaar ter hoogte van inion

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ringvingers op squama occipitalis, kleine vingers op elkaar thv inion

Normalisatie:

  1. met de duimen wordt een tractie naar anterior uitgevoerd
  2. wijsvingers houden het os temporale naar antero-lateraal
  3. middenvingers voeren een tractie ter hoogte van de condylen uit naar postero-lateraal
  4. ringvingers voeren een tractie ter hoogte van het pars squamosa uit naar postero-superior
  5. Vasthouden tot correctie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

5.07

Modellage foramen magnum

Intraossair

A

Handgreep: platybasia, met kleine vingers op mekaar ter hoogte van inion

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ringvingers op squama occipitalis, kleine vingers op elkaar thv inion

Normalisatie:

  1. met de duimen wordt een tractie naar anterior uitgevoerd
  2. wijsvingers houden het os temporale naar antero-lateraal
  3. andere vingers doen een modellage van het foramen magnum
  4. Vasthouden tot correctie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

5.08

Pars Condylaris, antero-posterior

Intraossair

A

Handgreep: platybasia, met kleine vingers op mekaar ter hoogte van inion

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ringvingers op squama occipitalis, kleine vingers op elkaar thv inion

Disengagement:

  1. focus op de condylo-basilaire verbinding
  2. de duimen geven een tractie naar anterior
  3. de vingers op os occipitale geven een tractie naar posterior
  4. wachten tot release
17
Q

5.09

Pars Condylaris, medio-lateraal

Intraossair

A

Handgreep: platybasia

Disengagement:

  1. wijsvingers houden de processus mastoideus naar antero-lateraal
  2. middenvingers brengen de condylaire delen naar mediaal (ellebogen ahw uit elkaar = decompressie lateraal) tot release
18
Q

5.10

Pars Condylaris, medio-lateraal

variant (vnl bij pasgeborene)

Intraossair

A
  1. O. zit aan hoofdeinde
  2. wijs- en middenvinger van ene hand onder os occipitale zo dicht mogelijk in richting foramen magnum
  3. andere hand op os frontale met middenvinger ter hoogte van sutura metopica

Normalisatie:

  1. wijs- en middenvinger maken een tractie naar posterior.
  2. Vervolgens worden beide vingers gespreid in combinatie met een fluctuatieimpuls vanuit de sutura metopica.
19
Q

5.11

Pars Squamosa,

decompressie condylo-squameus

Intraossair

A

Handgreep: platybasia

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ring- en kleine vingers vingers op squama occipitalis

Normalisatie:

  1. Met ring- en kleine vingers wordt een tractie naar posterior uitgevoerd ten opzichte van de middenvingers
  2. wachten tot release van de condylo-squameuze verbinding
20
Q

5.12

Intraossaire mobiliteit

Intraossair

A

Handgreep: platybasia

  1. P. zit aan hoofdeinde
  2. duimen ter hoogte van processus zygomaticus van os frontale
  3. wijsvingers posterior van processus mastoideus van os temporale
  4. middenvinger op pars condylaris van os occipitale
  5. ring- en kleine vingers vingers op squama occipitalis

Normalisatie:

  1. Met ring- en kleine vingers op de vier quadranten van de pars squamosa wordt een directe of indirecte normalisatie uitgevoerd van de vier quadranten in de verschillende vlakken:
    * rotatie rond een sagittale as
    * rotatie rond een transversale as
    * rotatie rond een verticale as
  2. Dit kan apart of via een ‘stacking-up’ techniek worden uitgevoerd.
21
Q

5.13

Pars Squamosa,

Molding

Intraossair

A

Handgreep:

  1. O. zit aan hoofdeinde: hoofd van P. in heterolaterale rotatie
  2. O. plaatst de vingers van de ene hand rond dens gedeelte.

Normalisatie:

  1. Met (vinger van de) andere hand wordt een fluctuatie-impuls gegeven vanuit een diametraal tegenoverliggend punt
  2. Naargelang het gaat om een welving of concaviteit wordt met de vingers een druk uitgeoefend respectievelijk naar afvlakking of naar meer prominent worden.