5. Voorlopige voorziening Flashcards
Onder welke voorwaarden kan een voorlopige voorziening worden gevraagd?
voorwaarden van een voorlopig voorzieningsverzoek:
- Er moet voldaan zijn aan het connexiteitsvereiste: dit betekent dat er bezwaar moet zijn gemaakt of (administratief) beroep zijn ingesteld. Indien hieraan niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard door de voorzieningenrechter.
- Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang bij de te treffen voorziening. De eis van spoedeisendheid vergt steeds een afweging van het belang van de verzoeker bij een voorlopige voorziening en het belang bij onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit. De jurisprudentie is zeer casuïstisch.
De voorziening mag alleen betrekking hebben op het in de hoofdzaak bestreden besluit. Een voorziening kan bijvoorbeeld schorsing van het besluit zijn.
hoe beoordeeld een voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening inhoudelijk?
Een voorzieningenrechter toetst het volgende:
Er moet sprake zijn van onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen. Ook kijkt de rechter naar de kans die een besluit maakt om het bodemgeschil te overleven; wanneer het evident is dat een besluit rechtmatig is, heeft schorsing geen zin, ook niet als de gevolgen onomkeerbaar zijn. De gevolgen zijn dan namelijk onontkoombaar.
in welk geval kan de voorzieningenrechter uitspraak doen in de hoofdzaak?
Tijdens een verzoek om een voorlopige voorziening tijdens de beroepsprocedure, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86 Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdstuk, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Dit betekent dus dat het volkomen duidelijk is dat het besluit in beroep niet of juist wel in stand zal blijven. Dit wordt ‘kortsluiting’ genoemd. Dit kan alleen wanneer al beroep bij de rechtbank is ingesteld, dus niet reeds tijdens een bestuurlijke voorprocedure. Ook de hoger beroepsrechters hebben deze bevoegdheid.
Indien de bestuursrechter in eerste en enige aanleg bevoegd is, kan hij slechts tot kortsluiting overgaan indien partijen ermee instemmen. Indien tegen een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld, is instemming van partijen niet vereist.
op welk moment vervalt een voorlopige voorziening ?
De voorzieningenrechter kan in zijn uitspraak bepalen wanneer de voorlopige voorziening vervalt (artikel 8:85 lid 1 Awb).
Indien de rechter zich hier niet over uitlaat, dan wordt het vervallen van de voorlopige voorziening bepaald door de regeling van artikel 8:85 lid 2 Awb. De voorlopige voorziening vervalt in ieder geval zodra:
- De termijn voor het instellen van beroep bij de bestuursrechter tegen het besluit dat op bezwaar of administratief beroep is genomen, ongebruikt is verstreken;
- Het bezwaar of beroep is ingetrokken;
- De bestuursrechter uitspraak heeft gedaan. Overigens kan de rechter in de hoofdzaak bepalen dat de voorlopige voorziening op een later tijdstip vervalt dan waarop hij uitspraak heeft gedaan (artikel 8:85 lid 2 onder c jo. 8:72 lid 6 Awb).
Indien de rechter niet heeft bepaald wanneer de voorziening eindigt en de voorziening ook niet van rechtswege eindigt op grond van artikel 8:86 lid 2 Awb, dan loopt deze in beginsel door.
wat kan worden ondernomen tegen een uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening?
Tegen een voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104 lid 2 sub d Awb). Met een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 lid 1 Awb wordt bevoeld onbevoegdverklaring, niet-ontvankelijkheidverklaring of af- of toewijzing verzoek om voorlopige voorziening).
Tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter waarin hij onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak (kortsluiting) kan wel hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104 lid 1 sub b Awb).
Of,
Wel kan in hoger beroep eventueel een nieuwe voorlopige voorziening worden gevraagd. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening te treffen of om een eerder gegeven voorziening te wijzigen of op te heffen, kan slechts voor toewijzing in aanmerking komen, als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Er moet dan sprake zijn van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, dan wel van een belangrijke wijziging van de van belang zijnde feiten en omstandigheden.