5. Transfer Flashcards
verticale transfer
Verticale transfer is nieuwe kennis/vaardigheden
verkrijgen door voort te bouwen op basisinformatie en procedures. Bijvoorbeeld: Bij wiskunde moet je eerst leren optellen voor je kan vermenigvuldigen, omdat vermenigvuldigen hierop voortbouwt.
laterale transfer
Soms kan iets van onderwerp A je helpen om onderwerp B te begrijpen, ook al heb je onderwerp A
niet perfect onder de knie. Dat is laterale transfer. Kennis van onderwerp A is behulpzaam, maar niet essentieel voor het beheersen van onderwerp B. Bijvoorbeeld: Het kennen van Spaans kan
helpen bij het leren van Engels, maar is niet noodzakelijk.
near transfer
Near transfer: Situaties of problemen zijn vergelijkbaar in zowel oppervlakkige karakteristieken als
onderliggende relaties. Bijvoorbeeld: Twee wiskunde opgaven waarbij snelheid moet worden
berekend, die allebei gaan over treinen. De onderliggende relatie is snelheid berekenen en de
oppervlakkige karakteristieken zijn treinen.
far transfer
Twee situaties die vergelijkbaar zijn in één of meer onderliggende relaties, maar
verschillen in hun oppervlakkige karakteristieken. Bijvoorbeeld: Eén opgave waarbij je snelheid
moet berekenen met treinen, en één met dieren. De onderliggende relatie is nog steeds de
snelheid berekenen maar de oppervlakkige karakteristieken zijn nu trenen en dieren.
Specifieke transfer:
De oorspronkelijke leertaak en de transfertaak overlappen op een bepaalde
manier. Omdat de near & far transfer spreken over twee vergelijkbare situaties, vallen ze allebei
hieronder. Bijvoorbeeld: Als je Nederlands spreekt is het makkelijker om Duits te leren dan
Chinees, want hierbij is er meer overlap.
algemene transfer
Algemene transfer: De oorspronkelijke leertaak en de transfertaak verschillen in zowel de inhoud
als de structuur.
formele discipline
Formele discipline volgt het idee dat je je verstand kan trainen om sneller en effectiever om te gaan
met nieuwe situaties, door moeilijke onderwerpen te bestuderen (bijv. Latijn) of bepaalde
activiteiten te doen (training in het onthouden van dingen zoals gedichten) die niet specifiek
toepasbaar zijn op alledaagse situaties, maar wel performance erin zou verbeteren. Het legt
nadruk op de algemene transfer.
Vroege gedragstheorie -Thorndike’s identieke elementen
Thorndike zegt dat transfer alleen plaats vindt tot zover de originele en transfer taken identieke
elementen bevatten. Dus als ze dezelfde specifieke stimulus-respons associaties hebben.
Latere gedragstheorie - Gelijkenis van stimuli en responses
Stimuli & respons vergelijkbaar in beide situaties maximale— positieve transfer
Stimuli verschillend, respons vergelijkbaar in beide situaties –> gedeeltelijke positieve
transfer
Stimuli vergelijkbaar, respons verschillend in beide situaties negatieve transfer
informatieverwerkingsperspectief — Belang van retrieval
Dit perspectief zegt dat transfer alleen kan plaatsvinden wanneer leerders eerder geleerde dingen terughalen op een moment wanneer die dingen bruikbaar kunnen zijn. Beide dingen moeten
tegelijkertijd in het werkgeheugen zitten om een connectie te maken tussen de huidige situatie
en mogelijk relevante voorkennis.
Hedendaagse beeld van algemene transfer — Leren hoe je moet leren
Het hedendaagse perspectief zit tussen formele discipline (moeilijke dingen leren ondersteunt alle
leertaken, want het traint je verstand) en Thorndike (transfer alleen wanneer situaties identieke
elementen delen) in: Specifieke transfer komt vaker voor dan algemeen transfer, maar je kan wel
leren hoe je moet leren (dus leren op moment A kan leren op moment B faciliteren). Een studie
dat hierbij hoort, komt van Harry Harlow, die erachter kwam dat apen en jonge kinderen op
progressieve wijze sneller werden in discriminerende-leertaken: Ze werden effectiever in het
leren van welk van twee of meer objecten consequent zou leiden tot beloning.
Expliciete abstractie:
Transfer wordt beïnvloed door hoe goed iemand belangrijke aspecten
uit een situatie kan selecteren.
Transfer bevat verschillende mechanismen:
Abstractie: Als iemand via abstractie identieke elementen uit de verschillende contexten
haalt, zal er eerder sprake zijn van transfer (Bijv. slagaders en elektrische netwerken).
Transfer by affordances: Transfer hangt niet af van de mentale schema’s over een situatie, maar van de actieschema’s die het resultaat zijn van de actiemogelijkheden (affordances) van de
leersituatie. Als een leerling herkent dat hij in een nieuwe situatie dezelfde actiemogelijkheden
heeft die hij al eens heeft gebruikt, kan hij dit actieschema ook in de nieuwe situatie toepassen.
High road/low road transfer: Dit zijn verschillende maar gerelateerde mechanismen met
betrekking tot transfer.
Low road transfer
Dit is reflexieve transfer die plaatsvindt als de transfer context lijkt op een eerdere context, en daarom een automatische reactie veroorzaakt (lijkt op near transfer). Bijv. je kan makkelijker een busje besturen als je een auto kan besturen.
High road transfer:
Bedachtzame transfer die komt door bewuste abstractie van de leercontext en het zoeken naar connecties en verbanden in de gegevens (far transfer). Bijv. het toepassen van schaakstrategieën in de politiek.