5 - Chirurgie voor hartfalen Flashcards

1
Q

Wat zijn acute indicaties voor hartfalen-heelkunde?

A
  • ACS met persisterende shock ondanks PCI
  • Mechanische complicaties van AMI
  • Onmogelijkheid om ECC af te bouwen na hartoperatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een chronische indicatie voor hartfalen-heelkunde?

A

Subacute of chronische decompensatie, met onvoldoende respons op perorale hartfalenbehandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke mechanische complicaties kunnen voorkomen na een infarct?

A

Acute mitralisklepinsufficiëntie en post-infarct VSD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de mogelijke mechanismen achter acute mitraalinsufficiëntie na een AMI? Welk mechanisme komt het meest voor?

A
  • Acute ischemische MI door dysfunctie van het LV
  • Acute papillairspierruptuur door gelokaliseerde necrose

Het 1e mechanisme komt het meeste voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vaak komt acute mitralisklepinsufficiëntie voor na een AMI? Wat is de mortaliteit?

A

Het komt in 8-50% van de gevallen van een AMI voor. De mortaliteit bedraagt 13-40%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoevaak komt een post-infarct VSD voor?

A

< 0.5%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de hospitaalmortaliteit van een post-infarct VSD?

A

50-65%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Juist of fout?

Een intra-aortic balloon pump wordt leeggezogen tijdens diastole en opgeblazen tijdens systole.

A

Fout, de ballon wordt leeggezogen tijdens systole zodat het hart het makkelijker heeft om leeg te pompen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de indicaties voor een IABP?

A
  • Lage cardiac output postoperatief na hartchirurgie
  • Mechanische complicaties na AMI
  • Hoog risico PCI bij slechte LV functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het effect van een IABP bij cardiogene shock na AMI?

A

Er is geen verschil in mortaliteit vergeleken met de niet-IABP groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen een VA-ECMO en een VV-ECMO.

A

Een VA-ECMO (veneus-arterieel) geeft ondersteuning van de volledige circulatie. Een VV-ECMO (veneus-veneus) geeft enkel ondersteuning van de pulmonaire functie en veronderstelt nog een goede hartfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de indicaties voor VA-ECMO?

A
  • Na hartoperatie bij falen van de pompfunctie
  • Refractaire cardiogene shock zonder respons op IV medicatie of IABP en evolutie naar multi-orgaanfalen
  • Witnessed arrest onder zeer strikte voorwaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de mortaliteit van patiënten onder ECMO?

A
  • Neonataal: 15-50%
  • Kinderen: 25-66%
  • Volwassenen: 33-92%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Juist of fout?

Een assist device wordt vooral toegepast om de acute fase op te vangen.

A

Fout, ECMO wordt daarvoor gebruikt. Een assist device wordt gebruikt bij chronische deterioratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke indicaties voor een steunhart zijn volledig terugbetaald? Welke slechts partieel?

A

Bridge-to-transplant en bridge-to-decision zijn volledig terugbetaald. Een steunhart als destination therapie is slechts terugbetaald in zeer beperkte indicaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel procent van de patiënten sterft op de wachtlijst voor een harttransplantatie?

A

10%.

17
Q

Welke donorvereisten gelden er voor harttransplantatie?

A

De donor en acceptor moeten overeenkomen qua leeftijd en lichaamsbouw, maar niet qua geslacht.

18
Q

Wat zijn de nadelen aan de immunosuppressieve therapie na harttransplantatie?

A
  • Verhoogd risico op opportunistische infecties
  • Inductie van lymfomen en andere kankers (vnl. huid)
19
Q

Waaruit bestaat de triple immunosuppressieve therapie?

A

Een calcineurine-inhibitor, een antiproliferatief medicijn en een corticoïd.

20
Q

Hoeveel procent is 12 jaar na een harttransplantatie nog in leven?

A

50%.

21
Q

Voor hoeveel procent van de overlijdens in de eerste drie jaar na harttransplantatie is acute rejectie verantwoordelijk?

A

10%.

22
Q

Hoeveel procent van de getransplanteerde hartpatiënten krijgt te maken met CAV of chronic allograft vasculopathie?

A

30% na 5 jaar, 50% na 10 jaar.

23
Q

Hoeveel procent van de getransplanteerde hartpatiënten krijgt te maken met maligniteiten?

A

15% na 5 jaar, 35% na 10 jaar.

24
Q

Wat zijn indicaties voor retransplantatie?

A

Acute rejectie, progressieve CAV en jongere leeftijd.