4A Flashcards
Appartenir à
Eigendom zijn van
Commettre une erreur
Een vergissing begaan
Dégénérer en
Ontaarden in
Espérer
Hopen
Exiger
Eisen
Franchir
Overschrijden
Intervenir
In actie komen
L’espoir (m)
De hoop
La chaîne
De keten
La fuite
De vlucht
La Manche
Het kanaal
La voie publique
De openbare weg
Le casseur
De herrieschopper
Le dégoût
De afkeer
Le local
De ruimte
Le réseau social
Het sociale netwerk
Le tribunal
De rechtbank
Manquer
Missen
Menotter
In de (hand)boeien slaan
Meurt
Sterft
Nier
Ontkennen
Ramper
Kruipen
Regretter
Spijt krijgen van
Retenir
Onthouden
S’enfuir
Vluchten
Saccager
Plunderen
Se lancer dans l’évenémentiel
In de evenementorganisatie gaan
Se tromper
Zich vergissen
Susceptible de
(Wellicht) kunnen
Une amende
Een boete
Valide
Geldig
vandaliser
Vernielen
Vanter
Aanprijzen, ophemelen
Cohabiter
Samenwonen
Connaître par coeur
Uit je hoofd kennen
échouer
Falen
Faire des conneries
Stommiteiten
La confiance en soi
Het zelfvertrouwen