4.4 Flashcards

1
Q

Migreren

A

Verhuizen naar een ander land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gastarbeiders

A

Mensen die tijdelijk naar een ander land verhuizen om daar arbeid te verrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Restrictief toelatingsbeleid

A

Beleid waarbij strenge voorwaarden worden gesteld aan het toelaten van migranten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vluchteling

A

Iemand die zijn woonplaats of land moet verlaten vanwege oorlogsgeweld of omdat hij gevaar loopt vervolgd te worden vanwege geloof, politieke overtuiging of seksuele geaardheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Asielzoeker

A

Iemand die asiel aanvraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arbeidsmigrant

A

Iemand die verhuist naar een ander land om daar te gaan werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kennismigrant

A

Iemand die verhuist naar een ander land omdat daar grote behoefte is aan zijn kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgmigratie

A

Migratie als gevolg van gezinshereniging en gezinsvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Illegalen

A

Mensen die geen wettige toestemming hebben om in een land te wonen en te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly