4 Speaking Flashcards
uiten, uitspreken, slaken
to utter
mopperen over
to mutter about/against/at
plots uitschreeuwen
to exclaim
huilen, jammeren, schreeuwen
to cry (out)
gillen, tieren
to yell (out)
razen, tieren
to scream (out)
doorgeven, laten weten, communiceren
to communicate
raad vragen, overleggen
to consult
officieel op de hoogte stellen
to notify
aanwijzingen geven, instrueren
to brief
laten doorschemeren, suggereren
to intimate
verhalen, berichten, vertellen, weergeven, beschrijven x3
to relate
to recount
to narrate
verantwoorden, rekenschap geven van
to account for
overbrengen, doen begrijpen, duidelijk maken x3
to put/get across
to make plain (/clear)
to clarify
samenvatten x2
to sum up
to summarize
ter sprake brengen x2
to raise
to bring up
zinspelen op
to allude
verklaren, bekendmaken, aankondigen, omroepen x2
to declare
to announce
beweren x2
to assert [forcefully]
to claim [in the face of doubt]
uitspreken, verkondigen
to pronounce
beweren, aantijgen
to allege