15 Theatre Flashcards
1
Q
het toneel
A
the stage
2
Q
opzichtig
A
flashy
3
Q
een decor x2
A
a scenery
a set
4
Q
een rol geven
A
to cast
5
Q
een hoofdrol
A
a title role
6
Q
een hit, uitverkochte show
A
a sell-out
a full house
a smash hit
7
Q
een figurant
A
a walk-on
8
Q
een première x2
A
a first night
a première
9
Q
een toneelliefhebber
A
a theatre-goer
10
Q
een doorloop
A
a run-through
11
Q
het eerste balkon
A
the dress circle
12
Q
het voorste deel van het podium
A
downstage
13
Q
behoorlijk, bevredigend, middelmatig
A
fair
14
Q
een invaller, vervanger
A
an understudy
15
Q
amusant, vermakelijk x3
A
entertaining
rich
diverting