12 Music Flashcards
1
Q
vertolken, weergeven, spelen
A
to render
2
Q
een wijsje, een deuntje x2
A
a tune
an air
3
Q
vocaal
A
choral
4
Q
tegelijkertijd, in koor
A
in chorus
5
Q
orkestreren, voor orkest arrangeren
A
to orchestrate
6
Q
aanslaan met plectrum of duim, tokkelen
A
to strum
7
Q
concert, muziekuitvoering bezig
A
in concert
8
Q
viool spelen
A
to fiddle
9
Q
vioolspeler
A
a fiddler
10
Q
interpreteren
A
to interpret
11
Q
niet melodieus
A
tuneless
12
Q
zuiver
A
in tune
13
Q
een interpretatie
A
an interpretation
14
Q
uitbrengen
A
to release
15
Q
een nummer
A
a track