3B2 week 5 Flashcards

1
Q

wat zijn de kenmerken van ODD?

A

Oppositional-defiant disorder (ODD): oppositionele opstandige stoornis
o Symptomen:
 Temperament verliezen
 Anderen de schuld geven
 Snel geirriteerd of verveeld
 Vaak boos
 Argumenteren met volwassenen
 Actief opstandig
 Wraakzuchtig
o De verstoring van het gedrag gaat samen met lijdensdruk bij de betrokkene zelf of anderen in de onmiddelijke sociale omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is “callous and unemotional” bij ODD en welke symptomen heb je?

A

Specifieke vorm: callous and unemtional/psychopathie
 Ongevoelig, gebrek aan empathie
 Beperkte prosociale emoties
 Gebrek aan berouw of schuldgevoel
 Onverschillig over niet-presteren
 Vlaf of deficiënt affect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 2 vormen van agressie heb je?

A
  • Proactieve agressie: koelbloedig, geplande agressie zonder uitlokkende factor, pesters
  • Reactieve agressie: reageren op een dreiging, ook boze buien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is conduct disorder en welke diagnose criteria moet je aan voldoen?

A

Conduct disorder (CD): normoverschrijdende gedragsstoornis, op latere keeftijd antisociaal gedrag
o Grondrechten van anderen of belangrijke maatschappelijke normen/regels worden geschonden
 Vernielen van eigendommen
 Bedrog/diefstal
 Agressie jegens mensen en dieren
 Ernstige overtredingen van regels
o Veroorzaakt klinisch significante beperkingen in het functioneren op sociaal-, school- of beroepsmatig gebied
o < 18 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis (DMDD) en wat zijn enkele diagnostische criteria?

A

Valt onder depressieve stoornis met stemmingswisselingen (driftbuien)

Criteria:
o Ernstige recidiverende driftbuien die zich verbaal en/of in gedrag manifesteren
o Driftbuien komen niet overeen met ontwikkelingsniveau
o Driftbuien gemiddeld >3x/week
o De stemming tussen de driftbuien is persisterend prikkelbaar/boos, gedurende de dag waarneembaar
o Sinds 1 jaar aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de DD bij kind met gedragsstoornis?

A
  • ADHD
  • Autismespectrumstoornis
  • Depressie
  • Geisoleerd/antisociaal gedrag
  • Psychose/manie
  • Reactieve hechtingsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de behandeling van een kind met een gedragsstoornis?

A

psycho-educatie kind en social problem-solving skills. Oudertraining en leren operante conditionering (rustige bedrag belonen, ongewenst gedrag negeren of straffen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

van welke 4 lichamelijke aspecten zijn er sprake bij een verslaving?

A
  • Lichamelijke afhankelijkheid: abstinentiesyndroom
  • Tolerantie: hoeveelheid moet steeds hoger worden
  • Psychologische afhankelijkheid: craving
  • Preoccupatie syndroom: drug-seeking behaviour. Het verkrijgen van geld om drugs te kunnen betalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke moleculaire processen vinden er plaats bij stimulatie van de opioid receptor?

A

o Remming adenylyl cyclase (cAMP daalt)
o Opening K+-kanalen (-> hyperpolarisatie)
o Sluiting Ca2+-kanalen (transmitter release daalt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de fysiologie van tolerantie?

A
  • Downregulatie van receptoren
  • Versneld metabolisme door inductie van leverenzymen
  • Upregulatie enzym adenylyl cyclase in de locus coeruleus (hier ontspringen sympathische zenuwbanen). Bij afkicken is er overactivatie sympathicus
  • Afgenomen receptoraffiniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe werkt het toedienen van een partiele dopamine agonist bij verslaving?

A
  • Mesolimbische dopaminerge zenuwbanen spelen een cruciale rol (stimulatie door opioden remming door GABA)
  • Therapie: partiele dopamine receptor agonist?
    o Goede binding aan receptor maar induceert een klein effect
    o Tijdens verslaving heeft het competitie met dopamine, zodat er minder netto-effect is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de medicamenteuze behandelingsmogelijkheden bij verslavingen?

A
  • Dopamine receptor agonisten
  • GABA stimulanta: gabapentine, topiramaat
  • Opiod receptor antagonisten: naloxon, naltrexon
  • Clonidine (α2-receptor agonist): onderdrukt autonome component abstinentiesyndroom
  • Methadon en buprenorphine bij heroineverslaving
  • Precursors noradrenaline, dopamine en/of serotonine bij cocaineverslaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom krijg je een vitamine B1 tekort bij chronisch alcohol drinken?

A

Thiamine (vitamine B1) is cofactor voor maken ATP uit glucose. Bij veel alcohol drinken heb je veel thiamine nodig voor afbraak. Ook verlaagt het de opname en verhoogd het de uitscheiding van B1: Wernicke-Korsakov.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wanneer is een verslaafde klaar om af te kicken?

A

iemand is klaar voor genezen als de lijdensdruk hoger is dan de dwang om te gebruiken. Men moet opnieuw verbinden met naasten. Hulp d.m.v. motiverende gespreksvoering en ondersteunende therapieën: AA, sponsor, geloof en kerk, familie, professionele behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat voor medicatie heb je voor alcoholverslaving?

A

refusal zorgt ervoor dat de afvalstoffen val alcohol niet afgebroken worden waardoor er een enorme kater ontstaat.

Acamprosaat (NMDA-antagonist), verminderd de behoefte aan alcohol.

Naltrexon wanneer iemand naar een riskante omgeving gaat, het zorgt ervoor dat er geen fijn gevoel ontstaat als je drinkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de wet zorg en dwang en aan welke voorwaarden moet je voldoen?

A
  • Beschrijft mogelijke toepassingen van onvrijwillige zorg
  • Er is sprake van psychogeriatrische aandoening, verstandelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel
  • Er is sprake van ernstig nadeel dat hieruit voortkomt
  • Het nadeel is niet af te wenden met vrijwillige zorg
17
Q

wat is de wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en aan welke voorwaarden moet je voldoen?

A
  • Voor mensen met een psychische aandoening die verplichte zorg nodig hebben
  • Er is sprake van een psychische stoornis
  • Er is sprake van ernstig nadeel wat voortkomt uit de stoornis
  • Het nadeel kan niet afgewend worden met vrijwillige zorg
18
Q

welke 3 soorten van psychiatrische afweermechanismen heb je?

A
  • Adaptieve afweer: optimaal om stress te hanteren, geen verstoring van relaties of realiteits-distorsies
  • Neurotische afweer: beperking van mogelijkheden met geringe of beperkte realiteitsdistorsie
  • Primitieve afweer: hanteert stress door realiteitsdistorsie, handelen op impuls of terugtrekken
19
Q

welke vormen van hechting heb je?

A

met een positief of negatief zelfbeeld
met positieve of negatieve verwachtingen van anderen

20
Q

wat zijn cluster A persoonlijkheidsstoornissen?

A

Cluster A: vreemd excentriek, realiteitsdistorsie
o Paranoide: anderen altijd op hun gemunt
o Schizoide: loners
o Schizotypische: vreemde gedachten over de wereld, manisch denken

21
Q

wat zijn cluster B persoonlijkheidsstoornissen?

A

Cluster B: dramatisch, emotioneel, impulsief
o Antisociale: gaan alleen voor eigen gewin, psychopaten
o Borderline: wispelturig, grensvlak psychose en neurose
o Theatrale: willen voortdurend aandacht, benaderen alles vanuit emotie
o Narcistisch: gaan van eigen gelijk uit, zoeken voortdurend bewondering van anderen, jezelf ophemelen (door laag zelfbeeld)

22
Q

wat zijn cluster C persoonlijkheidsstoornissen?

A

Cluster C: angstig, vreesachtig, onzeker
o Ontwijkend/vermijdend
o Afhankelijk: steun van anderen nodig in keuzes
o Obsessief-compulsief/dwangmatig: precieze mensen

23
Q

waardoor treedt er vaak clustering op van gedragsstoornissen in families?

A
  • Overerving en genetische factoren
  • Meer kans op negatieve intra-uteriene omgevingsfactoren
  • Meer kans op postpartum-problematiek en vroegkinderlijke blootstelling aan psychopathologie
  • Meer kans op minder positieve opvoedingsstijl, m.n. autoritaire stijl of harsh discipline
24
Q

waarom wordt medicatie sneller afgebroken bij alcoholisten?

A

alcohol induceert de aanmaak van cytochroom p450

25
Q

wat zijn de symptomen van het alcoholabstinentiesyndroom?

A

< 24 uur
o Sympathische activatie: tachycardie, zweten, tremor, bloeddrukstijging)
o Misselijkheid
o Agitatie
o Slaaptekort
> 24 uur
o Convulsies
o Delirium tremens: desorganisatie, agressie, hallucinaties

26
Q

wat is de medicamenteuze behandeling van alcoholisme?

A
  • Benzodiazepines, tegen slaaptekort en convulsies
  • Clonidine en propranolol, tegen gevolgen sympathische activatie
  • Acamprosaat, een NMDA-receptor antagonist
  • Naltrexon, antagoneert de opioïde receptoren die betrokken zijn bij craving
27
Q

wat zijn de effecten van cocaine en wat van een overdosis?

A

Cocaine effecten:
- Vermindering slaap- en eetbehoefte
- Hyperactiviteit
- Vasoconstrictie
- Tachycardie
- Verhoogt zelfvertrouwen

Overdosis:
- Paranoïde psychose
- Stereotiep gedrag
- Convulsies en (dodelijke) coronaire spasmen of ritmestoornissen

28
Q

wat voor maatregelen worden er getroffen om de ‘harm’ van heroinegebruik te verminderen?

A
  • Methadonverstrekking
  • Spuitomruil: beperkt besmettingsgevaar met HIV en hepatitis
  • Huiskamerproject: geeft rustpunt waar medische zorg geleverd kan worden