3B2 week 1 Flashcards

1
Q

welke klinische symptomen moet je zien voor de diagnose hypokinetisch-rigide syndroom?

A

bewegingsarmoede/hypokinesie + 1 van:

o Rusttremor (trillen)
o Gestoorde houdingsreflexen: verhoogde tonus in nek en romp waardoor voorovergebogen en licht gebogen knieën en heupen. Gestoorde houdingsreflexen, balansstoornissen en valpartijen
o Rigiditeit: verhoogde weerstand (voelbaar) bij passief bewegen, erger bij actieve beweging patiënt. Ook tandradfenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat voor soort bewegingsstoornissen heb je?

A
  • Extrapiramidaal:
    o Hypokinetisch (minder bewegingen): parkinsonisme
    o Hyperkinetisch (meer bewegingen): Huntington, tics
  • Piramidaal: cortex en piramidebanen
  • Cerebellair: ataxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat kunnen de oorzaken zijn van hypokinetisch-rigide syndroom?

A
  • ziekte van Parkinson
  • Lewy body dementie
  • andere vormen van dementie
  • multisysteem atrofie (MSA)
  • progressieve supranucleaire paralyse (PSP)
  • toxisch-metabole oorzaken (koolstofmonoxide en medicatie)
  • medicamenteus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de classificatiegraad van Parkinson?

A

Braak stadia: vorming van Lewy-bodies vindt plaats van craniaal naar caudaal
o Braak 1 en 2 (hersenstam): autonome en olfactorische verstoringen
o Braak 3 en 4: slaap- en motorische stoornissen, past bij Parkinson
o Braak 5 en 6 (overal in brein): emotionele en cognitieve stoornissen, past bij Lewy body dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat voor behandelingen heb je voor de Ziekte van Parkinson?

A
  • Geen curatie, verminderen symptomen
  • Niet medicamenteus: fysiotherapie, ergotherapie, coping therapie
  • Medicamenteus: acetylcholine verlagend of dopamine verhogen
    o Levodopa (gouden standaard): sinemet, als er geen reactie is op dit medicijn kan er geen Parkinson zijn. Bij ophogen medicatie kan je hyperkinesie krijgen
    o Anticholinergica: geven bijwerkingen als misselijkheid en braken. Alleen aan jonge mensen geven, ouderen kunnen verward raken
    o Dopamine antagonisten: geven ontremming. Niet aan ouderen i.v.m. bijwerkingen
    o Derdelijne therapie: apomorfine en duodopa: alleen bij vergevorderde Parkinson
  • Operatief:
    o Deep brain stimulation (DBS): een pulsgenerator geeft pulsen in de basale kernen. Wordt gedaan als alle medicatie uitgeprobeerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke symptomen heb je nodig voor Lewy-body dementie?

A
  • 2 symptomen nodig voor de diagnose:
    o Dementiesyndroom
    o Fluctuatie cognitie, aandacht en alertheid
    o Recidiverende visuele hallucinaties (mensen zien in ruimtes)
    o Spontaan parkinsonisme
    o Ondersteunende symptomen: REM-slaap gedragsstoornissen, positieve DaT-scan, neuroleptica overgevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

in welke regio van de hersenen zit de afwijking bij Lewy body dementia?

A

Niet alleen substantie nigra maar ook pariëtale schors en amygdala. Kenmerkend is cognitieve achteruitgang in een vroeg stadium, vooral visuopatiele vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is progressieve supranucleaire paralyse (PSP)?

A
  • Tau-stapeling in de neuronen en astrocyten
  • Symptomen, geleidelijk progessief:
    o Vallen, wazig zien en cognitieve- en gedragsveranderingen
    o Oogspierverlammingen
  • Bij onderzoek:
    o Verticale supranucleaire blikparese/vertraagde saccades (naar boven kijken is verstoord)
    o Prominentie houdingsinstabiliteit
    o Axiale rigiditeit
  • MRI-scan: kolibrieteken, atrofie van tegmentum (deel colliculus superior)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voor symptomen en loopstoornissen zie je bij de ziekte van Parkinson?

A
  • Rusttremor: laagfrequent, vrij grofslagig, ASYMMETRISCH
  • Hypobradykinesie: minder spontaan en trager bewegen
    o Mimiekarmoede: maskergelaat
    o Hypofonie: zachte, onduidelijke spraak
    o Micrografie: klein schrift, normaal beginnen en steeds kleiner schrijven
    o Verminderd pendelen (verminderde lidslag)
  • Loopstoornissen: voorovergebogen met kleine pasjes, start- en stopproblemen
    o Freezing: plotseling blokkeren van de voeten tijdens lopen en draaien
    o Propulsie: problemen met afremmen van lopen
    o Festinatie: steeds sneller lopen met kleine pasjes om te voorkomen dat je voorover valt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor niet-motore kenmerken heb je bij de ziekte van Parkinson

A

o Verlies van reuk (anosmie)
o Autonome functiestoornissen: kwijlen, obstipatie, orthostase, erectie- en mictiestoornissen
o Cognitieve stoornissen: vertraagde denksnelheid
o Slaapstoornissen: REM slaapstoornis (zeer levendige, vaak angstige dromen)
o Psychiatrische stoornissen: stemmingsklachten, angst, hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke erfelijke mutaties heb je voor de ziekte van Parkinson?

A
  • Vaak sporadisch. Bij 25% 1ste graad familielid ook
  • Autosomaal dominant: mutatie in LRRK-gen of α-synucleine gen
  • Autosomaal recessief: deleties of puntmutaties in Parkin gen. < 40ste jaar, langzame progressie en goede respons levodopa
  • PINK en DJ1-gen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de kenmerken van multisysteematrofie en wat kan je zien op een MRI-scan?

A

Vroeg ernstige autonome stoornissen: orthostase, mictiestoornissen, obstipatie met parkinsonisme of cerebellair syndroom. Cognitieve stoornissen komen pas laat aan het licht
MRI-scan: enorme atrofie cerebellum en hot-cross-bun-sign (een rondje met een kruis in het midden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat kunnen de oorzaken zijn van cerebellaire ataxie?

A
  • Toxisch: alcohol, medicatie
  • Metabool: hypothyreoïdie, ziekte van Wilson, coeliakie
  • Auto-immuun: MS
  • Systeemziekten: SLE
  • Para-infectieus: Miller-Fisher syndroom
  • Infectieus: TBC
  • Tumor: neoplasmata of metastase achterste schedelgroeve
  • Genetisch: spinocerebellaire ataxie (SCA), Friedriech ataxie
  • Neurodegeneratief: Creutzfeldt-Jakob
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

naar welke specifieke kenmerken kijk je bij neurologisch onderzoek van cerebellaire ataxie?

A

Let op dysartrie stem, detecteren nystagmus, vingertop-neus en top-top proef, dysdiadochokinese, rompbalans, knie hak en koorddansersgang, holvoeten, hamertenen, orthostase, extrapiramidale kenmerken of dystonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op wat voor oorzaak kan een chronisch, acuut of subacuut beloop van een ataxie syndroom op duiden?

A

o < 20 jaar: recessieve ataxie, > 20 jaar autosomaal dominante cerebellaire ataxie (ADCA), > 30 jaar multisysteematrofie, > 45 jaar fragiele-X tremor ataxie syndroom
o Acuut beloop: vasculaire aandoening, inflammatoir, intoxicatie
o Subacuut (3-6 maanden): paraneoplastisch, metabool, intoxicatie of immuungemedieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de kenmerken van een FXTAS ataxie?

A
  • Premutatie FMR1-gen. Tussen 55-200 repeats. Alleen bij mannen
  • Positie- en intentietremor en gangataxie. Minder specifiek: parkinsonisme en cognitieve achteruitgang
  • Radiologie: symmetrisch witte stof afwijkingen supratentorieel, matige/ernstige atrofie hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat voor intoxicaties kunnen een ataxiesyndroom geven?

A

o Alcohol
o Medicatie:
- Benzodiazepines
- Anti-epileptica
- Lithium (geeft ook nierfunctiestoornissen wat kan zorgen voor slechte klaring van lithium en stapeling)
- Cytostatica, amiodaron, metronidazol
o Kwik, lood en chemicalien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is ataxie, wat voor grote groepen ataxie heb je en in welke organen kunnen deze zich uiten?

A
  • Stoornis in de uitvoering van doelgerichte bewegingen. Vaak gepaard met dysmetrie
    o Hypermetrie: mensen schieten doel voorbij
    o Hypometrie: vroegtijdige beëindiging van een beweging
  • Intentietremor: steeds grovere bewegingsuitslag naarmate het doel dichter genaderd wordt
  • Uiting:
    o In de stem: dysartrie met wisselend volume en toonhoogte
    o Oculomotoriek: verschillende vormen nystagmus
    o Ledematen: intentietremor, hypo-/hypermetrie en gestoorde proeven
    o Romp en de gang: rompataxie en gangataxie
  • Oorzaak: stoornis in ipsilaterale cerebellaire hemisfeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn tics en bij welke ziekten kan je dit krijgen?

A
  • kortdurende plotseling optredende niet te weerstane, misplaatste, terugkerende beweging.
  • Vocaal of motorisch
  • Kan eventjes tegen gehouden worden maar daarna spanning te hoog
  • Ziektebeelden waarbij tics kunnen voorkomen:
    o Voorbijgaande ticstoornis
    o Chronische ticstoornis
    o Ziekte van Gilles de la Tourette
    o Syndroom van Down
    o Ziekte van Huntington
    o Structurele laesies in basale kernen
    o Medicatie geïnduceerd, bijv. neuroleptica
    o Gebruik van cocaine, amfetamine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waar kijk je naar bij beoordelen bewegingsstoornis?

A
  • Te veel of te weinig bewegen
  • Wanneer?
    o Continu of paroxysmaal
    o Spontaan of na provocatie
    o In rust, in actie dan wel toenemend bij actie
  • Waar?
    o Gegeneraliseerd
    o Multifocaal: in een aantal niet aan elkaar grenzende lichaamsdelen
    o Hemi: halfzijdig
    o Segmentaal: twee aangrenzende lichaamsdelen
    o Focaal: beperkt tot 1 lichaamsdeel
  • Hoe snel en hoe lang duurt de beweging
  • Is het fijnslagig of grofslagig
  • Ritmisch?
  • Andere afwijkingen: taal, spraak, praxis, cognitie, coördinatie, vaardigheid, reflexen en sensibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is een tremor?

A

Ritmische onwillekeurige oscillerende beweging van een lichaamsdeel. Rusttremor is een symptoom van een aandoening van de basale kernen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is een rusttremor?

A

treedt op in rust en verdwijnt gedeeltelijk of helemaal bij beweging.
ziekte van Parkinson en medicamenteus parkinsonisme. Extremiteiten, kin en tong maar niet het hoofd.
Sprake van progressieve supranucleaire paralyse, multisysteem atrofie en een dystone tremor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een cerebellaire tremor?

A

aanwezig bij beweging en afwezig in rust. Heftiger naarmate het doel van beweging genaderd wordt. Vaak i.c.m. met andere cerebellaire verschijnselen. Kan door intoxicatie alcohol of medicijnen (epileptica)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat zijn fysiologische en een essentiele tremoren?

A
  • Fysiologische tremor: aanwezig in rust, verergert bij het aannemen van een bepaalde houding zoals: uitstrekken armen, vermoeidheid, spanning, alcoholontrekking, hyperthyreoïdie, hypoglycemie en cafeinegebruik
  • Essentiële tremor: versterkte fysiologische tremor van de handen en het hoofd die verergert bij het innemen van een bepaalde positie van de handen of het hoofd. Kan als autosomaal dominante aandoening met wisselende penetrantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een myoclonus?

A
  • Positieve myoclonus: kortdurende, schokachtige, onwillekeurige bewegingen door spiercontractie (eerst aanspannen dan ontspannen)
  • Negatieve myoclonus: kortdurende , schokachtige, onwillekeurige bewegingen door plotseling verlies van spiertonus tijden een bepaalde houding (dus eerst ontspannen daarna aanspannen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

bij welke ziektebeelden kan je een myoclonus zien?

A

o Fysiologische myoclonus/inslaapmyoclonus
o Reflexmyoclonus
o Metabole encephalopathie: postanoxisch, typisch bij leverfalen
o Intoxicaties: lithium, carbamazepine
o Neurodegeneratieve ziekten:
 Creutzfeldt-Jakob
 Corticobasaal syndroom
 Ziekte van Alhzeimer
 Lewy Body dementie
o Epilepsie
o Structurele laesies hersenstam, myelum
o Erfelijke vormen van myoclonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat is dystonie?

A

abnormaal verdeelde, verhoogde spiertonus, waarbij een afwijkende houding ontstaat in extremiteiten, romp, hals of gelaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat kunnen de oorzaken zijn van een dystonie?

A
  • Primair:
    o Torticollis of cervicale dystonie
    o Schrijfkramp
    o Blefarospasme
    o Primair gegeneraliseerde dystonie
  • Medicatie geïnduceerd: acute dystonie bij neuroleptica
  • Neurodegeneratieve ziekten: Ziekte van Parkinson en Huntington
  • Erfelijke vormen: myoclonus dystonie, dopa-responsieve dystonie
29
Q

wat zijn chorea?

A

onregelmatig optredende, snelle, niet-doelgerichte bewegingen van bepaalde spiergroepen (extremiteiten, romp of gelaat), waardoor het normale bewegingspatroon wordt doorkruist

30
Q

wat zijn de oorzaken van chorea?

A
  • Kinderleeftijd:
    o Postinfectieus, chorea van Sydenham
    o Medicatie: neuroleptica, anticonceptiepil
    o Auto-immuun encephalitis
  • Volwassen leeftijd:
    o Zwangerschap
    o Ziekte van Huntington
    o Medicatie
    o Auto-immuun encephalitis
    o Structurele laesies in nucleus caudatus of subthalamicus
    o Endocriene ziekten (bij)schildklier
    o Elektrolytenstoornissen Na, Ca, Mg en glucosespiegelstoornis
31
Q

wat is (hemi)ballisme en wat zijn de oorzaken?

A

onregelmatig optredende, onwillekeurige, aritmische, bruuske bewegingen van het proximale deel van de ledematen zonder patroon, waarbij arm en been worden weggeslingerd
- Hersenbloeding
- Herseninfarct
- Auto-immuun encephalitis
- Hyperglycemie
- Ws ontstaat de beweging wanneer de (contralaterale) nucleus subthalamicus disfunctioneert

32
Q

wanneer krijg je symptomen van de ziekte van Parkinson?

A

wanneer 70-80% van de neuronen in de substantia nigra kapot is (meestal rond 60ste levensjaar)

33
Q

wat is de cascade van de vorming van dopamine en adrenaline?

A

L-tyrosine —(dioxofenylalanine)—>L-DOPA —(dopa-decarboxylase)—> dopamine —(dopamine-β-hydroxylase)—> (nor)adrenaline

34
Q

wat voor anticholinergica heb je voor Parkinson en wat zijn de bijwerkingen en werking?

A

muscarinereceptor antagonisten. Gunstig effect op tremor

  • Oud: alkaloiden (atropine, scopolamine) -> veel bijwerkingen: obstipatie, droge mond, mydriasis, verslapping blaassphincter
  • “Nieuw”: synthetisch (orfenadrine/DISIPAL, trihexyfenidyl/ARTANE) -> voornamelijk centraal werkzaam dus minder perifere bijwerkingen
35
Q

wat is amantadine en wat zijn de werking en bijwerkingen?

A

Amantadine/Symmetrel: antiviraal middel dat ook als glutamaat (NMDA) receptor antagonist fungeert
o NMDA-receptor onderdrukt de dopamine release -> dus nu meer dopamine
o Voordeel: snel effect vooral op rigiditeit en akinesie
o Nadelen: na 8-9 maanden uitgewerkt, misselijkheid, anticholinerge + centrale effecten, livedo reticularis (vlekkerige uitslag benen)

36
Q

wat is levodopa en wat zijn de werking en bijwerkingen? en welke medicatie moet je erbij geven?

A

precursor van dopamine
o Geen dopamine geven want polair dus kan niet door bloed-hersenbarriere
o I.c.m. Decarboxylase-remmer (benserazide/MADOPAR, carbidopa/SINEMET). Zodat niet in maagdarmkanaal al wordt omgezet.
o Bijwerkingen:
- Misselijkheid, geef domperidon. Anorexie, hypotensie, hartritmestoornissen
- Dyskinesie, on-off fenomeen (hyperbeweeglijkheid/totale verstarring), hallucinaties, opwinding, nachtmerries

Plasmaspiegel moet zo constant mogelijk zijn

37
Q

wat is apomorfine en de werking en bijwerkingen?

A

D2-receptor agonist.
o Braakmiddel (combineer met motilium)
o Werkt zeer snel (15 min) bij “off” periode
o Verbetert vooral rigiditeit en tremor
o Evt. nasale of subcutane toediening
o Bijwerkingen: misselijkheid en braken, hypotensie, verwardheid, hallucinaties
o Voordeel t.o.v. levodopa: langere t1/2, minder fluctuaties
o Nadeel t.o.v. levodopa: minder effectief betreffende rigiditeit

38
Q

wat zijn MAO-B-remmers en wat zijn de werking (voor Parkinson) en bijwerkingen?

A
  • Monoamine-oxidase zorgt voor afbraak dopamine -> remming
  • Effectief bij MPTP-parkinson, MPTP door MAO-B omgezet in toxische metabolieten
  • Bijwerkingen: hallucinaties, slapeloosheid, misselijkheid, bloeddrukschommelingen
39
Q

wat zijn COMT-remmers en wat zijn de werking en bijwerkingen?

A

o Remt de omzetting van L-dopa in 3-methoxy-4-hydroxy-L-fenylalanine waardoor t1/2 L-dopa hoger wordt. COMT breekt L-dopa, dopamine en catecholamines af.
o Samen met decarboxylaseremmer

40
Q

wat is de functie van het geven van een decarboxylaseremmer?

A

om te zorgen dat L-dopa niet in het maag-darmstelsel al wordt omgezet en niet door de bloed-hersenbarriere kan

41
Q

welke structuren liggen tegen het derde ventrikel aan?

A

Rondom de derde ventrikel zit het diencephalon (onderzijde: hypothalamus, bovenzijde: thalamus). Aan de achterzijde ligt de epifyse

42
Q

welke structuren zitten rond het aquaduct?

A

Rond het aquaduct zit het mesencephalon. Aan de onderzijde: nucleus ruber, pedunculus cerebri en substantie nigra

43
Q

welke structuren liggen rond het vierde ventrikel?

A

Rond het vierde ventrikel rhombencephalon. Gedeelte ervoor is metencephalon. Het dak is de plexus chroideus, produceert liquor. Rondom de achterzijde zit het myelencephalon

44
Q

uit welke 4 delen bestaan de basale kernen/ganglia

A
  • In telencephalon: striatum bestaat uit nucleus caudatus, putamen en nucleus accumbens
  • In telencephalon: pallidum bestaat uit globus pallidus pars externa en interna
  • In diencephalon: nucleus subthalamicus
  • In mesencephalon: substantia nigra bestaat uit pars compaxta en pars reticulata
45
Q

uit welke kernen bestaat het striatum?

A

nucleus caudatus, putamen en nucleus accumbens

46
Q

welke 2 subtypen projectiecellen heb je in het striatum en waar gaan ze naar toe?

A

Zijn zelf GABAerg (dus inhibitoir), 2 subtypen:
- D1-receptor + substance P -> gaan naar globus pallidus internus
- D2-receptor + enkephaline -> gaan naar globus pallidus externa

47
Q

uit wat voor soort neuronen bestaat de n. subthalamicus

A

glutamaterge projectieneuronen (stimulerend) afwijkend van de andere basale kernen

48
Q

uit wat voor soort neuronen bestaat de substantia nigra

A
  • Pars compacta (dopaminerge projectieneuronen)
  • Pars reticulata (GABAerge projectieneuronen)
49
Q

hoe werkt op microscopisch niveau de feedback van de directe en indirecte route bij de Ziekte van Parkinson

A
  • Degeneratie van dopaminerge neuronen n substantie nigra pars compacta (SNC)
  • Indirecte route: wegvallen inhiberende werking op het striatum, waardoor actievere cellen en GPe wordt sterker geremd. Remmende effect van GPe neemt af waardoor n. subthalamicus meer gaat vuren waardoor grotere remming van de throughput naar de thalamus
  • Directe route: wegvallen activatie striatum, minder hard vuren. Minder sterke remming GPi, waardoor throughput thalamus meer geremd
  • globus pallidus interna wordt via 2 wegen geremd. sterke inhibitie motorcortex waardoor hypokinesie
50
Q

hoe werkt op microscopisch niveau de feedback van de indirecte route bij de Ziekte van Huntington

A
  • Degeneratie enkephaline D2-neuronen in het striatum.
  • Indirecte route: remming GPe vervalt, waardoor extra remming n. subthalamicus. Hierdoor minder stimulatie van de remmende werking van GPi en toename van de throughput. Dit leidt tot hyperkinesie en de chorea
51
Q

door welke afwijking komt (hemi)ballisme tot uiting?

A

nucleus subthalamicus valt uit. Minder stimulering remmende werking GPi en toename throughput: hierdoor ook hyperkinesie
bij laesie in de rechter nucleus subthalamicus krijg je symptomen in linker lichaamshelft

52
Q

welke 4 loops heb je binnen de basale kernen en waar dienen deze voor?

A
  • Motoriek (via putamen)
  • Planning en cognitie (via dorsolaterale caudatum)
  • Oogebewegingen (via pars reticulata van substantie nigra)
  • Emoties en motivatie (via ventrale striatum)
53
Q

wat voor soorten oogbewegingen heb je?

A
  • Saccaden (snelle, kleine oogebewegingen)
  • Gladde bewegingen (zonder saccades)
  • Fixaties (gaan altijd samen met saccaden, als je oog niet beweegt zijn er fixaties)
54
Q

welke 2 compensatoire oogbewegingen heb je?

A
  • Optokinetische nystagmus (OKR)
    o Treedt op bij het zien van beweging. Combinatie van smooth pursuit en saccade. De richting van de nystagmus is gelijk aan de richting van de snelle component
  • Vestibulo-oculaire reflex
    o Treedt op wanneer je hoofd beweegt ten opzichte van de ruimte eromheen
55
Q

welke oogspieren heb je en welke oogbewegingen maken ze?

A
  • M. rectus lateralis en medialis: horizontale oogbewegingen
  • M. rectus superior en inferior: verticale oogbewegingen
  • M. obliquus superior en inferior: rotatoire oogbewegingen
56
Q

wat zijn de PPRF en PPH en wat doen ze?

A

o PPRF (paramediaan pontiene reticulaire formatie) verantwoordelijk voor horizontale saccades. Hoge vuurfrequentie en stimuleert ipsilaterale nucleus abducens. De contralaterale nucleus oculomotorius wordt gestimuleerd via de fasciculus longitudinalis medialis (MLF)
o PPRF en PPH (nucleus prepositus hypoglossus) verantwoordelijk voor puls-stap respons. Puls (PPRF) brengt het oog snel in nieuwe positie, de stap (PPH) houdt het oog daar.

57
Q

wat gebeurt er bij een laesie van de PPRF, PPH en nucleus trochlearis

A

o Laesie PPRF: oog beweegt niet vloeiend maar schokkerig
o Laesie PPH: normaal fixeren doel maar niet in positie blijven staan
o Laesie n. V: oog zal langzaam maar vloeiend naar het doel bewegen

58
Q

wat is vergentie?

A

disconjugate oogbewegingen waarbij de ogen in tegengestelde richting draaien om een object te zien dat zich in de diepterichting verplaatst

59
Q

wat is Bilateral internuclear opthalmoplegia (BINO) en wat zie je bij een patient?

A

Probleem tussen abducens en oculomotorius kern. Deze 2 worden verbonden door MLF-baan. Bij bijv. MS-patiënten is deze baan gevoleig voor schade. Door schade zal bij het kijken naar links het rechteroog niet geactiveerd worden om ook naar links te kijken. En het linkeroog zal niet geactiveerd worden bij het kijken naar rechts

60
Q

zijn de verbindingen tussen:
- cortex en striatum
- thalamus en motocortex
- striatum en globus pallidus
- globus pallidus en thalamus

excitatoir of inhibitoir?

A

cortex en striatum: excitatoir
thalamus en motocortex: excitatoir
striatum en globus pallidus: inhibitoir
globus pallidus en thalamus: inhibitoir

61
Q

wat is de macroscopische opbouw van het cerebellum?

A

hart van witte stof met cortex eromheen gevouwen. In de witte stof zich de cerebellaire kernen. Er zijn 2 lobi, anterior (klein) en posterior (groot) die weer onderverdeeld in kleine lobuli, 5 in posterior en 5 in anterior. Lobuli weer opgebouwd in blaadjes (folia). Geen duidelijke onderscheiding links en rechts, wel vermis in het midden

62
Q

wat zijn de 3 cerebellaire pedunkels en hoe lopen de verbindingen?

A
  • Pedunculus cerebellaris inferior (PCI): vezels uit ruggenmerg en hersenstam
  • Pedunculus cerebellaris media (PCM): schakelcentrum, input vanuit de pons die weer uit pedunculus cerebri info krijgt
  • Pedunculus cerebellaris superior (PCS): vezels uit cerebellum naar thalamus (output)
63
Q

wat ligt om de sulcus calcarinus heen?

A

de primaire visuele schors

64
Q

wat is de fasciculus uncinatus?

A

vezelverbinding tussen de prefrontale cortex en de temporale cortex

65
Q

wat zijn bij meningeale prikkeling:

teken van Brudzinski
teken van Kernig

A

Brudzinski: benen worden reflectoir opgetrokken bij het buigen van de nek bij testen nekstijfheid

Kernig: bij poging om een gebogen been te strekken, de hoofdpijn toeneemt en het contralaterale been reflectoir wordt gebogen

66
Q

kruizen de volgende verbindingen? en zo ja waar?

Ruggenmerg -> cerebellum
Cerebellum -> thalamus in pedunculus cerebellaris superior
Thalamus -> motorcortex
Cortex cerebri -> pons
Pons -> cerebellum

A

Ongekruist, rechts blijft rechts
Kruising in mesencephalon (rechts -> links)
Ongekruist, rechts blijft links
Ongekruist, rechts blijft link
Gekruist, rechts wordt weer rechts

Rechterdeel cerebellum verbonden met rechter lichaamshelft en linker cerebrum

67
Q

wat voor medicatie kan je geven tegen een essentiele tremor?

A

Propranolol (voorkeur want weinig bijwerkingen)
o Primidon
o Gabapentine
o Topiramaat
o Botuline toxine

68
Q

wat zijn de vitale kenmerken in de psychiatrie?

A
  • anhedonie
  • doorslaapstoornis
  • moeheid
  • dagschommeling
  • eetlustverlies
  • gewichtsverlies
  • libidoverlies