3 wegen Flashcards

1
Q

rijbanen

A

elk weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen (uitgezonderd fiets- en fiets/bromfietspaden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

in-/uitvoegstrook

A

weggedeelte naast een doorgaande rijbaan bestemd voor bestuurders die de rijbaan op/af willen rijden. Afgescheiden door een blokmarkering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vedrijvingsvak en puntstuk

A

mogen niet worden gebruikt. tenzij ze op een spitsstrook, busstrook of busbaan liggen.

verdrijvingsvak: schuine strepen
puntstuk: meerhoekig vlak op wegdek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vluchthaven

A

bij spitsstroken. gebruiken in geval van nood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

parkeerhaven/strook

A

langs rijbaan gelegen verharding. bestemd voor stilstaande/geparkeerde voertuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spitsstrook

A

vaak aangepaste max snelheid, geldt over gehele rijbaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

busbaan

A

rijbaan met daarop BUS: alle bussen en trams mogen hier gebruik van maken. LIJNBUS: alleen gebruikt worden door trams en lijnbussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

busstrook

A

doorgetrokken/onderbroken streep met daarop BUS: alle bussen en trams mogen hier gebruik van maken. LIJNBUS: alleen gebruikt worden door trams en lijnbussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitwijkplaatsen

A

verhardingen langs smalle wegen, kan gebruikt worden om uit te wijken bij tegenliggers. aan beide kanten van de weg bord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

passeerstroken

A

weggedeelte alleen voor landbouwtrekkers en voertuigen met beperkte snelheid (25km/h). deze voertuigen MOETEN hier rijden zodat andere weggebruikers kunnen passeren op een veilige manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fiets/bromfietspad

A

vrijliggend pad. gebruik verplicht voor fietsers snorfietsers en bromfietsers. mag ook gebruik worden met gehandicaptenvoertuig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verplicht fietspad

A

vrijliggend pad of afgescheiden door doorgetrokken/onderbroken streep. gebruik verplicht voor fietsers en snorfietsers. mag ook gebruikt worden met gehandicaptenvoertuig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onverplicht fietspad

A

verboden voor bromfietsers/snorfiets met ingeschakelde verbrandingsmotor (electromotor mag dus wel!) en voor bestuurders van motorvoertuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fietsstrook

A

doorgetrokken/onderbroken gemarkeerd gedeelte van de rijbaan. hierop fiets symbool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

suggestiestrook

A

doorgetrokken/onderbroken gemarkeerd gedeelte van de rijbaan. hierop GEEN fiets symbool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verblijfsgebieden

A

aaneengesloten gebieden met woon-/winkel-/werkfuncties. voorbeelden zijn 30km/h, 60 km/h zones en erf
vaak geen kanttstreep, kan wel suggestiestroken zijn

17
Q

30 km/h zone

A

ligt meestal binnen bebouwde kom. duidelijke woonfunctie, GEEN erf

18
Q

60 km/h zone

A

altijd buiten de bebouwde kom.

19
Q

erf

A

gebieden binnen de bebouwde kom met een duidelijke woonfunctie.

20
Q

gebiedsontsluitingswegen

A

vormen verbinding tussen verblijfsgebieden en stroomwegen en tussen niet aangrezende verblijfsgebieden.
onderbroken kantstreep.
buiten de bebouwde kom: 80 km/h wegen

21
Q

stroomwegen

A

bedoeld voor snelle verplaatsing over grotere afstanden.
autowegen en autosnelwegen.
doorgetrokken kantstreep.
voetgangers, fietsers, brom- en snorfietsers, bestuurders van brommobielen en tractoren mogen geen gebruik maken van deze wegen.