19 verkeerslichten Flashcards
1
Q
3 kleurig verkeerslicht
A
rood: stop
geel: stop, doorrijden voor bestuurders die het licht zo dicht zijn genaderd dat stoppen niet meer mogelijk is.
groen: rijden. (niet doorrijden of wegrijden is verboden)
2
Q
bruglichten
A
rood knipperlicht: stop
zet de motor af als je stil moet staan
3
Q
tram en buslichten
A
9-oog.
4
Q
overweglichten
A
wit knipperlicht: er nadert geen trein
rood: stop.
5
Q
geel knipperlicht
A
gevaarlijk punt.