19 verkeerslichten Flashcards

1
Q

3 kleurig verkeerslicht

A

rood: stop
geel: stop, doorrijden voor bestuurders die het licht zo dicht zijn genaderd dat stoppen niet meer mogelijk is.
groen: rijden. (niet doorrijden of wegrijden is verboden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bruglichten

A

rood knipperlicht: stop

zet de motor af als je stil moet staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tram en buslichten

A

9-oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

overweglichten

A

wit knipperlicht: er nadert geen trein

rood: stop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geel knipperlicht

A

gevaarlijk punt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly