22 diverse gedragsregels Flashcards
bestuurders van motorvoertuigen mogen een ander motervoertuig slepen als….
de afstand tussen de twee motorvoertuigen niet meer dan 5 m bedraagt. max 1 motorrijtuig op meer dan 2 wielen slepen. het motorvoertuig wordt als aanhangwagen beschouwd. allebei rijbewijs bezitten. als je gesleept wordt werken de rem- en stuurbekrachtiging niet! dus zwaarder remmen en sturen
gevarendriehoek
zichtbaar geplaats worden, ca 30 m voor het voertuig, in de richting van het verkeer waar het voertuig gevaar oplevert. het is een noodzakelijk uitrustingsstuk voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen en brommobielen. bij combinaties, moeten er zelfs 2 gevarendriehoeken mee!
autogordels om
voor volwassenen en kinderen van >1,35 m
autogordels na ongeluk
ALTIJD vervangen worden, door de kracht van het ongeluk zijn ze niet meer veilig te gebruiken.
verantwoordelijkheid dragen gordels
iedereen persoonlijk, behalve bij kinderen jonger dan 12 jaar en rolstoelgebruikers, dan is de bestuurder verantwoordelijk
geen plek voor 3 kinderzitjes op achterbank?
dan het 3e kind een autogordel, wel ouder dan 3 jaar.
joyriding
gebruik op een weg van de aan een ander toebehorend motorrijtuig zonder toestemming van die ander
bruggen en viaducten: wind
harde wind en wegdek is sneller glad doordat de wind er onder boven langs blaast
tunnels
dimlichten aan! stem af op de juiste FM-frequentie. niet keren. inhalen is toegestaan, tenzij er tegenverkeer is.
pech in een tunnel
doorrijden naar de eerstvolgende parkeerplaats.
niet meer weg kunnen rijden?
- alarmlichten aan. parkeer in een pechhaven/zo vele mogelijk aan de kant
- veiligheidsvest aan en loop naar noodtelefoon.
- bel, en leg situatie uit en volg instructies op.
rook/brand in tunnel
evacueren.
- alarmlichten aan
- sleutel in stopcontact laten zitten
- verlaat voertuig
- meld de brand via noodtelefoon
- ga naar dichtstbijzijnde nooduitgang