22 diverse gedragsregels Flashcards

1
Q

bestuurders van motorvoertuigen mogen een ander motervoertuig slepen als….

A

de afstand tussen de twee motorvoertuigen niet meer dan 5 m bedraagt. max 1 motorrijtuig op meer dan 2 wielen slepen. het motorvoertuig wordt als aanhangwagen beschouwd. allebei rijbewijs bezitten. als je gesleept wordt werken de rem- en stuurbekrachtiging niet! dus zwaarder remmen en sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gevarendriehoek

A

zichtbaar geplaats worden, ca 30 m voor het voertuig, in de richting van het verkeer waar het voertuig gevaar oplevert. het is een noodzakelijk uitrustingsstuk voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen en brommobielen. bij combinaties, moeten er zelfs 2 gevarendriehoeken mee!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

autogordels om

A

voor volwassenen en kinderen van >1,35 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

autogordels na ongeluk

A

ALTIJD vervangen worden, door de kracht van het ongeluk zijn ze niet meer veilig te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verantwoordelijkheid dragen gordels

A

iedereen persoonlijk, behalve bij kinderen jonger dan 12 jaar en rolstoelgebruikers, dan is de bestuurder verantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geen plek voor 3 kinderzitjes op achterbank?

A

dan het 3e kind een autogordel, wel ouder dan 3 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

joyriding

A

gebruik op een weg van de aan een ander toebehorend motorrijtuig zonder toestemming van die ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bruggen en viaducten: wind

A

harde wind en wegdek is sneller glad doordat de wind er onder boven langs blaast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tunnels

A

dimlichten aan! stem af op de juiste FM-frequentie. niet keren. inhalen is toegestaan, tenzij er tegenverkeer is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pech in een tunnel

A

doorrijden naar de eerstvolgende parkeerplaats.
niet meer weg kunnen rijden?
- alarmlichten aan. parkeer in een pechhaven/zo vele mogelijk aan de kant
- veiligheidsvest aan en loop naar noodtelefoon.
- bel, en leg situatie uit en volg instructies op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rook/brand in tunnel

A

evacueren.

  • alarmlichten aan
  • sleutel in stopcontact laten zitten
  • verlaat voertuig
  • meld de brand via noodtelefoon
  • ga naar dichtstbijzijnde nooduitgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly