3. stemmingstoornissen Flashcards
Verschil depressie en bipolaire stoornissen
wel of niet aanwezigheid van (hypo)manische perioden. dus momenten van extreme opleving waarbij persoon het contact met realiteit kan verliezen.
depressie
- depressieve stoornis: afzonderlijke periodes die minstens twee weken duren en waarin er veranderingen optreden in de affect- , cognitie-, en neurovegetatieve functies en samengaat met (extreme) somberheid.
- aanhoudend depressieve stoornis: een continue en chronische vorm van depressie. de symptomen zijn minder acuut, omdat ze over een lange periode (meer dan 2 jaar) in meer en mindere mate voorkomen.
kenmerken depressie
stemming
- depressieve stemming grotendeel van de dag
- anhedonie: verlies van interesse in eerdere interessante activiteiten
gedrag
- verminderde fysieke activiteit
cognitief
- negatief zelfbeeld
- schuldgevoel, strijken niet met de eer
- voelen verwaardeloosd
- kunnen moeilijk concentreren
- zelfmoord gedachten en zelfbeschadigen
- waanideen en hallucinaties in heftige gevallen.
fysiek
- hypersomnie: overmatig slapen
- insomnie: slaapeloosheid
- verandering in gewicht of eetgedrag
- psychomotorische vertraging: langzaam lopen of beweging
DSM- 5 criteria van depressie
ten minste een van de symptomen is:
- depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag
- verlies van interesse of plezier in alle of de meeste activiteiten, het grootste deel van de dag, bijna elke dag
een persoon moet ten minste vijf vansymptomen ervaren:
- depressei stemming
- verlies van interesse en plezier
- verandering in eetlust( gewichtstoename, afname)
- slapeloosheid of hypersomnia
psychomotorische vertraging of onrust
- weinig energie of vermoeidheid
- gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens
- problemen met concentratie en besluiteloosheid
- terugkerende gdachten aan de dood
symptomen moeten ten minste 2 weken aanwezig zijn
symptomen moeten klinisch significante klachten of beprekingen veroorzaken
symptomen kunnen niet ander worden verklaard
er is geen (hypo)manisch episode geweest
verdere categorien van depressie
- enkele episoden: eenmalig een depressieve periode
- terugkerende episoden: twee of meer episodes geweest met tussenperiodes zonder symptomen van ten minste twee maanden
aanhoudend depressieve stoornis
- persoon moet depressieve stemming ervaren gedurende het grootste deel van de dag
ten minste twee van de volgende criteria - verandering in eet lust
- slaapeloosheid of hypersomie
- weinig energie of vermoeidheid
- negatief zelfbeeld
- slechte concentratie
- hopeloosheid
- symptomen moeten min 2 jaar aanwezig zijn
- symptomens moeten klinisch significante klachten of beperkingen veroorzaken
- niet meer dan twee maanden zonder symptomen
subtypen depressie
- angstig lijden: naast depressieve klachten ook veel angstsymptomen
- gemengde kenmerken: aanwezigheid van ten mindte drie (hypo)manische symptomen, maar voldoet niet aan de criteria voor een manisch episode
- melancholische kenmerken: onvermogen om genot te ervaren, sombere stemming depressie die erger wordt in de ochtend
- psychotische kenmerken: aanwezigheid van wanen of hallucinaties
- catatonische kenmerken: totaal gebrek aan beweging en daardoor geen actieve raltie met de omgeving, mutisme of juist extreme onrust en bijv naabootsen van de spraak of beweging van iemand anders
- atypisch kenmerken: positieve stemming reacties op sommige geberutenissen aanzienelijke gewichtstoename en toename vna eetlust hypersomnie zware gevoelns armen en benen. gevoeligheid van persoonlijke afwijzing
- seizoensgebonden affectieve stoornis: ten minste twee jaar waarin depressieve episodes zich voordoen tijdens een seizoen van het jaar en verdwijnen bij een ander seizoen.
- peripartum: depressieve episde tijdens zwangerschap of in de vier weken na de bevalling
- hopeloosheid depressie: wanneer mensen hun pessimistische denkpatronen hebben bij de belangrijkste geburtenissen in hun leven en beseffen dat ze geen manier hebben om met gevolgen van deze gebeurtenissen om te gaan.
epidemiologie depressieve stoornis
- wereldwijd 3-16%
- mannen 12,7%
- vrouwen 21,3% ( vooral menarche en menopauze)
- 2,5% kinderen
- 8,3% adolescenten
- tussen 18 en 29 jaar het meest
- minder 65+
- meer 85+
verklaring afname depressie ouderen
- mensen met depressie worden minder oud
- mensen leren naar mate ze ouder worden betere coping skills
- historische veranderingen in de kwetsbaarheid van mensen voor depressie
comorbiditeit bij depressieve stroonis
- bijna 75% mensen hebben een andere psychische stoornis
- komt voor met middengerelateerde stoornissen, paniekstoornissen, gegeneraliseerde angststoornis, PTSS, OCD, aorexia, boulimia en borderline persoonlijkheids stoornis
- mannen: vaker comorbide met alcohol en middelen gebruik
- vrouwen: vaker comorbide met angststoornissen, boulimie en somatisch estoornissen
- uit onderzoek is gebleken dat depressie een direcht gevolg is van een andere stoornis
comorbiditeit bij aanhoudend depressieve stroonis
- populatie 0,5%- 1,5%
- 1,7% kinderen
- 8% adolescenten
genetische factoren depressie
- eerste graadsfamilie heeft 2 tot 3 x meer kans
- eeneige tweelingen hebben 46% meer kans
- depressie op jonge leeftijd heeft een sterke genetische basis dan depressie op volwassen leeftijd
- serotonine transport gene. zou kunnen leiden tot afwijkingen in de regulatie van serotonine, wat stabiliteit van stemming kan beinvloeden
hersenafwijkingen depressie
- prefrontale cortex: verminderde metabolische activiteit, vermindering van het volume van de grijze stof en lagere hersengolfactiviteit(motivatie problemen) . aandacht, geheugen, planning en nieuweprobleem oplossing worden ook aangetast
- anterior cingulate; subregio van de prefrontale cortex. verschillende activiteitsniveaus ten opzichte van de bedieningselementen. geassocieerd met aandachtsproblemen, passende reacties, coping en anhedonie, omdat dit gebied verantwoordelijk is voor de reacties op stress, emotionele expressie en sociale problemen
- hippocampus: kleiner volume lagere metabolische activiteit. bevat veel receptoren voor cortisol( stresshormoon) en chronisch hoge niveaus kunnende ontwikkeling van nieuwe neuronen doden of remmen. schade kan leiden tot chronische opwinding van de stressreactie van het lichaam. belangrijk voor geheugen en angstgerelateerd leren
- amygdala: vergroot en toegenomen in activiteit, die mensen kan verleiden tot aversieve of emotioneel opwindend informatie en kan leiden tot het overdenken van negatieve herinneringen en aspecten van de omgeving. helpt normaal gesproken de aandacht te vestigen op stimuli die emotioneel opvallend zijn en een grote betekenis hebben voor het individu.
biochemische factoren depressie
- monoaminen: neurotransmitters die betrokken zijn bij depressie, ze bevinden in grote heoveelheden in de limbische systeem
- noradrenaline en serotonine: afwijkingen in het syntheseproces ( van tyrosine en tryptofaan) kunen bijdragen aan depressie. het brijgaveproces in de synaps kan ook abnormaal zijn. ook kunnen de receptoren voor deze neurotransmitters op de postsynaptische neuronen minder gevoelig zijn, of soms niet goed werken
- dopamine: in mindere maten aanwezig
hormonale factoren depressie
- slecht gereguleerde endocrien systeem
- HPA-as reageertoverdreven op stress en keert moeilijk terug naar balans
- hoge niveaus cortisol en crh
- melatonine: slaaphormoon
gedragsfactoren depressie
- 80% met depressie rapporteerd een negatieve levensgebeurtenis voorafgaand aan hun depressie
- gedragstheorien over depressie: positieve reinforsers in het leven worden vermindert
- theorie van aangeleerde hulpeloosheid: oncontroleerbare negatieve gebeurtenissen leiden het vaakst tot depressie, omdat mensen hierdoor gaan geloven dat ze hulpeloos zijn. mensen verliezen hun motivatie en beperken hun acties die de omgeving kunnen beheersen en ervaren besluiteloosheid wat ze moeten doen.
cognitieve theorien
- ze tonen een voorkeur voor negatief denken in fundamentele aandachts en geheugenprocessen. kan basis vormen voor de neiging om de wereld in een negatief daglicht te zien
- ze hebben neiging om een te algemeen geheugen te tonen, bijv. bij de vraag heb je een herinnering bij het woord kat zeggen depressieve mensen eerder ‘dat is een dier’ oftewel algemeen dan een herinnering zoals ‘mijn ouder hebben 2 katten waar ik graag mee knuffel’ dit kan een soort coping zijn om om te gaan met traumatische herinneringen
negatieve cognitieve triade theorie
(Aaron beck)
mensen met een derpessie hebben een negatief beeld van zichzelf, de wereld en de toekomst ( ook wel slecht aangepaste attitudes genoemd). ook maken ze fouten in het denken die hun negatieve cognitieve gedrag ondersteunen, zoals het negeren van goede gebeurtenissen, overgeneralisatie van slechte gebeurtenissen, te snel conclusies trekken etc. deze automatische gedachten voorspellen een depressie in de loop van tijd. theorie leidde tot de creatie van cognitieve gedragstherapie
geherformuleerde theorie van aangeleerde hulpeloosheid
mensen die negatieve gebeurtenissen gewoonlijk verklaren door oorzaken die intern stabiel en globaal zijn (type attributie style) hebben neiging zichzelf de schuld te geven van deze gebeurtenissen, verwachten dat deze gebeurtenissen in de toekomst weer zullen gebeuren en dat dit op veel terreinen van hun leven kan gebeuren. deze verwachtingen leiden op hun beurt tot gevoelens van hulpeloosheid en verlies van eigenwaarde.
theorie van ruminatieve responsstijlen
sommige mensen concentreren zich wanneer ze verdrietig zijn aandachtig op hoe ze zich voelen en hin symptomen en kunnen veel mogelijke oorzaken indentificeren. ze proberen hier niets aan te doen en blijven in plaats daarvan nadenken(rumunition/herkauwen) over hun depressie. zulke mensen hebben hoger kan op depressie
interpersoonlijke theorien
- interpersoonlijke theorien over depressie: interpersoonlijkeproblemen gaan vaak vooraf aan depressie en zijn de stressfactoren die het vaakst worden gerapporteerd als aanleiding tot depressie. groter kans op andere conflicten
- afwijzing gevoeligheid: verhoogde behoeft aan goedkeuring en uitingen van steun van anderen , maar tegelijkertijd gemakkelijk waargenomen afwijzingen door anderen. de sociale steun van een persoon kan geheel worden ingetrokken vanwege de ergernis van vrienden en familie, wat kan leiden tot een toegenomen en langere depressie
sociaal culturele theorien
- cohorteffect: recentere generaties lopen een groter risico op depressei vanwege snelle veranderingen in sociale waarden. onrealistisch hoge verwachtingen
geslachtsverschillen
- artefact theorie: verschillen tussen gslachten is te verwijten aan het feit dat artsen of diagnostische systemen gevoeliger zijn voor het diagnosticeren van vrouwen met een depressie dan mannen; waarschijnlijk omdat vrouwen als emotioneler worden gezien
- herkauwende theorie: vrouwen zijn meer geneigd danmannen om te piekeren of zich aandachtig te concentreren op hun depressieve symptomen waardoor ze kwetsbaarder worden voor het ontwikkelen van een depressie
- genderrol theorie: vrouwen worden aangemoedigd zich in anderen in te leven en voor anderen te zorgen, waardoor vaak een onderling afhankelijk functioneren wordt bevordert, wat ertoe kan leiden dat vrouwen de mening van anderen hoger waarderen dan hun mannelijke tegenhangers
- levensstress theorie: in veel culturen hebben vrouwen lagere status en macht, en maken vake discriminatie, mishandeling en misbruik mee wat kan bijdragen aan depressie
etniciteit rasverscshillen
- latijns amerikaans culturen en native amerikanen vertonen een hogere prevalentie van depressies, waarschijnlijk vanwege de hoge armoede cijfers, werkloosheid en discriminatie tegen hen.
- afro amerikanen hebben minder last van depressies maar juist veel van angststoornissen
- niet westerse landen richten zich vaak op de fysieke symptomen van depressie en minder cognitieve symptomen
de bipolaire stoornissen
- bipolaire stoornis 1: als er minstens een manische periode is geweest. daarvoor of daarna kan een hypo-manische of depressieve periode zijn geweest, maar dit hoeft niet.
- bipolaire stoornis 2: als er minstens een hypo-manische periode is geweest maar nog nooit een manisch periode. daarvoor of daarna moet een depressieve periode zijn geweest.