2. autism spectrum stoornis Flashcards

1
Q

twee belangrijkste kenmerken van ASS

A

ernstige beperkingen in sociale interactie en in communicatie.

maar ook in:
- verbeelding
- flexibiliteit van het denken en intellectueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beperkingen in sociale interactie

A

tekorten in sociaal emotionele wisselwerking

tekorten in het ontwikkelen, begrijpen en behouden van relaties.

tekorten in inlevingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

theory of mind en autisme

A

kinderen met autisme kunnen dit niet ontwikkelen en hebben hierdoor moeite met intenties of emoties van anderen te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

echolalie bij ASS

A

onmiddellijke imitatie van woorden of geluiden die zojuist zijn gehoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

omkering van het voornaamwoord ASS

A

een individu verwijst naar zichzelf als hij, zij of jij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

afwijkende activiteiten interesses en patronen van herhaling

A
  • beperkte, herhalende en stereotiepe gedrags- en interesse patronen
  • noodzaak om gelijkheid te behouden in alle ervaringen
  • vromen sterke gehechtheden aan levenloze voorwerpen zoals sleutels stenen mechanische voorwerpen
  • stereotiepe lichaamsbewegingen (handgeklap, vingerknippen, wiegen en zwaaien) die zelfstimulerend zijn; positief of geruststellend werking. deze bewegingen kunnen echter zo intens zijn dat ze verwondingen kunnen veroorzaken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

symbolische spel en ASS

A

kinderen doen dit minder. voorwerp gebruiken om een actie/object uit te beelden maar onderzoekt eerder de eigenschappen van het voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

intellectuele tekortkomingen

A
  • 80% heeft lager iq dan 70
  • beter prestatie op visueel-ruimtelijk dan sociaal begrip of verbale vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

savant syndroom

A

uitblinken op een specifieke taak/gebied. (vaak bij ASS maar ok bij Aspergers syndroom, een oude categorie van autisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DSM-5 criteria ASS

A

Aanhoudende tekorten in sociale activiteiten, gekenmerkt door het volgende;
- tekorten in sociale situatie. bijv. een abnormale sociale benadering of het onvermogen om sociale situaties te initiëren of erop te reageren.
- non-verbale communicatie gedragsstoornissen. bijv. afwijkingen in oogcontact of slecht geïntegreerde verbale en non verbale communicatie
- onvermogen om relaties te ontwikkelen te onderhouden of te begrijpen

beperkte en zich herhalende gedrags-, interesse- of activiteiten patronen, gekenmerkt door ten minste twee van de volgende;
- herhalende motorische bewegingen , gebruik van voorwerp of spraak
- geen flexibiliteit en sterke naleving van routine
- abnormaal intense gefixeerde interesses
- hyper- of hypo reactiviteit op sensorische input of ongewone interesse in sensorische aspecten van de omgeving

symptomen beginnen in de vroege ontwikkeling

symptomen veroorzaken aanzienelijke beperkingen op belangrijke gebieden van functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschillende niveaus van ernst ASS

A
  • zeer noodzakelijk ondersteuning nodig; persoon initieert zelden interactie en raakt ontregeld als die met verandering om moet gaan
  • noodzakelijk ondersteuning nodig; heeft beperkte aanzet tot sociale interacties en enig ongemak bij het omgaan met veranderingen
  • ondersteuning nodig; heeft tekortkomingen in de sociale communicatie die merkbare beperkingen veroorzaken en heeft moeite met het schakelen tussen activiteiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

epidemiologie van ASS

A
  • prevalentie is afgelopen 20 jaar toegenomen van 0,05% naar 0,1 - 0,2%
  • 80% is man. vermoeden dat vrouwen minder snel gediagnosticeerd worden doordat ze hun symptomen beter verbergen of maskeren. ook hebben ze obsessies of fixaties hebben die minder stereotyperend zijn voor autisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

comorbiditeit

A

vaak met ADHD, epilepsie en intellectuele achterstand.

  • 70% van kids hebben nog een andere mentale bepreking
  • 40% van kids hebben twee of meer mentale beperkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

etiologie ASS

A
  • genen
  • perinatale factoren ( rond de geboorte)
  • afwijkende hersenontwikkelingen
  • cognitieve; executieve funcitoneren, theory of mind en de empathiserende systematiserende theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

genetische factoren

A
  • autistische symptomen komen voor in de familie; kan op autisme als broer of zus heeft( 2-14%
  • er zijn verbanden tussen autisme en andere psychologische problemen binnen families
  • autisme en de symptomen van autisme hebben volgens tweelingstudies een hoge erfelijkheid
  • er zijn afwijkingen in de gen-sequencing, waaronder een verwijdering op chromosoom 16 en 5. dit suggereert dat meerdere genen verantwoordelijk zijn voor de expressie van autisme
  • kan samen voorkomen met verschillende bekende genetische aandoeningen wat een genetisch link aanduidt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

biochemische factoren

A

afwijkende neurotransmitters in de hersennen. minder serotonine en dopamine aanwezig. beide zijn belangrijk voor effectief cognitief, gedrags- en mototrisch functioneren en stemmingsregulatie

17
Q

perinatale factoren

A

volgende factorenkunnen risico zijn voor ass

  • maternale infecties zoals rubella tijdens de zwangerschap
  • blootstelling aan geneesmiddelen in de baarmoeder zoals thalidomide en valproaat
  • maternale bloeding na het eerste trimester van de zwangerschap
  • verminderde immuun functie van de moeder tijdens de zwangerschap
18
Q

hersenafwijkingen

A
  • limbische systeem; neuronen zijn kleiner en dichter. dendrieten zijn korter en minder goed ontwikkeld
  • cerebellum; is vergroot. veroorzaakt tekorten in motorische vaardigheden zoals verminderd evenwicht, handvaardigheid en grip.
  • prefrontale cortex en amygdala: verminderde activering van deze structuren, die belangrijk zijn bij het begrijpen van de bedoelingen van anderen, wat het missen van een theory of mind veroorzaakt
  • basale ganglia
  • een grotere hersenomvang: ( met name frontale en temporale gebieden belangrijk voor taal- sociale en op emotie gebaseerde vaardigheden) en vergrote ventrikels in de hersenen. dit verschijnt na 2-4 jaar door overgroei van de hersenen en wordt vervolgd door langzame of gestopte groei.
  • slechtere neurale connectiviteit
19
Q

tekorten in uitvoerend functioneren

A

slechte executief functioneren. moeite met plannen, oplossen van problemen, initieren, organiseren, monitoren en remmen van complex gedrag

20
Q

tekorten theory of mind

A

sally anne valse overtuiging opdracht. jongetje ziet knikkers in rode doos en loopt vervolgens werg. moder zet knikkers van rode doos in blauwe doos. waneer jongetje terugkomt zeggen mensen zonder theory of mind dat de jongetje in het blauwe doos zal kijken.

21
Q

empatiserende systematiserende theory

A

benadrukking van de niet sociale delen van gedrag; behoefte aan gelijkheid beperkte interesses en aandacht voor detail

22
Q

behandeling hindernissen ASS

A

mensen met ass:
- houden niet van vernaderingen in de routine, maar behandeling brengt verandering mee
- zijn niet bewust van buiten wereld. reageren slecht op pogingen tot commincatie, oogcontact.
- tonen slechts interesse in en zeer beperkt aantal geburtenissen en objecten, wat het moeilijk maakt om effectieve reinforcers te vinden die hen kunnen belonen. bovendien is complimenten vaak ineffectief omdat er niet gereageerd wordt op communicatie.
- hebben een overdreven selectieve aandacht, wat betekent dat als ze wel aandacht besteden aan de behandeling het waarschijnlijk is dat alles wat geleerd wordt situatiespecifiek kan zijn en niet zal generaliseeren naar andree omgevingen
- zelfs bij hoogfunctionerende patienten kunnen hun relatief unieke sociale en communicatieve vaardigheden ertoe leiden dat zij door anderen in de samenleving met enige argwaan en terughoudendheid worden behandeld.

23
Q

behadneling ASS

A
  • medicijnen: vermindering van problematische gedrag
  • gedragstraining: basisvaardigheden op gebied van communicatie en socialisatie te bevorderen
  • inclusie strategieën: om client te ondersteunen bij zijn poging een relatief normaal leven te leiden i de samenleving
24
Q

medicijnen voor ASS

A
  • antipsychotica: haloperidol en risperidon vrminderen repetitief gedrag en stereotiep gedrag, verminderen de mate van sociale terugtrtekking en verminderen agressie, hyperactiviteit, driftbuien, stemmingswisselingen en zelfbeschadiging.

bij werkingen: sedatie, duizeligheid, verhoogde eetlust, gewichtstoename en schokkerige bewegingsstoornissen

  • opioide receptor antagonist: naltrexon: gunstig bij beheersing van hyperactiviteit en zelfbeschadigend gedrag.
25
Q

gedrags training methoden

A

doel: fundamentele sociale en communicatieve zelfhulp vaardigheden ontwikkelen.

  • modellering: proces waarbij een gewenst gedrag aan clienten wordt getoond voordat ze worden aangezet om het te imiteren
  • door ouder geimplementeerde vroege interventie: ouders bij de training betrekken. ouders doen de behandeling thuis. er wordt gedacht dat ouders effectievere trainers zijn dan professionals.
26
Q

inclusie strategien

A

hulp op bepaalde gebieden in het leven zoals:

  • supported employment: zowel werkgever als werknemer krijgen ondersteuning bij de process en erna.