3: Make an argued choice for an addiction treatment using the knowledge of the different addiction treatment options, including motivational interviewing Flashcards

Psychological interventions

1
Q

Rohsenow DJ & Prinkston-Camp MM (2016): Cognitive-Behavioral Approaches

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Cognitieve gedragsbenaderingen (gebaseerd op CGT)
- Praktijkprincipes
- Relaxatie- of meditatietraining
- Aversieve conditioneringsbenaderingen
- Cognitieve therapie
- Cognitieve gedragsvaardigheden training (CST)
- Contingency management (CM)
- Acceptatie en commitment therapie (ACT)
- Cue exposure met responspreventie (CET)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschillende SUDs vereisen verschillende soorten benaderingen

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  • Alcohol= coping skills, cue-exposure icm geintegreerd behandelingsprogramma
  • Cocaine= contingency management icm coping skills training of community reinforcement en volledig behandelingsprogramma
  • Marihuana= contingency management of coping skills
  • Opiaten= contingency management (met methadon)
  • Roken= aversive conditioning en hoofelementen van coping skills icm medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Early decision theory

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Een gedragskeuze is de functie van de mogelijke negatieve en positieve gevolgen van gedrag, de waarde van elk gevolg en de waargenomen kans van elk gevolg.

De keuze om hulp te zoeken is geassocieerd met de verwachting dat het drugsgedrag meer nadelen dan voordelen zal hebben met meer negatieve gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Relaxatie- of meditatietraining

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Vroeger werd stress als hoofdfactor gezien bij SUD, dus kwam er een focus op relaxatietechnieken.

Bewijs: geen significante effecten, het is te simplistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aversieve conditioneringsbenaderingen

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Iets onplezierigs doen icm het verslavende middel zodat het negatieve gevoel aan het middel wordt geconditioneerd.
- Cocaine= cocainebeeld, -geur, -smaak met misselijkheid combineren.
- Alcohol= eerst braakmiddel toedienen en dan het favoriete alcoholische drankje icm elektrische schokken
- Tabak: heel snel roken veroorzaakt vanzelf misselijkheid.

Bewijs:
- Alcohol en drugs: inconsistent bewijs. alcohol icm misselijkheid wel enige posi effecten.
- Tabak: snel roken is erg succesvol, wel belangrijk dat er een professional bij is wegens gezondheidsrisico’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitieve therapie

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Overtuigingen en automatische gedachten worden vervangen met maladaptieve overtuigingen en gedachten.

Client wordt alternatieve manier aangeleerd om met cravings om te gaan.

–> Geen bewijs voor alleenstaande CT, omdat het altijd in combi gaat met andere klinische trials.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitieve gedragsvaardige training (CST)

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Combi van CT met andere gedragsmethoden. Coping skills worden aangeleerd om te blijven ent e gaan stoppen met drugsgebruik. 5 domeinen:
1. Interpersoonlijke vaardigheden (betere relaties opbouwen)
2. Cognitieve en gedragsemotie (coping skills om stemming effectiever te reguleren)
3. Algemene coping skills (dagelijks leven verbeteren)
4. Coping skills voor plotselinge stressvolle gebeurtenissen zonder drugsgebruik
5. Coping skills voor drugs- gerelateerde cues zonder drugsgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CST

Voordelen van CST

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  1. Het kan in groepsverband = goedkoper, relatischere rollenspellen, leren van elkaar
  2. Kan ook individueel = privacy
  3. Skill-gefocust = handige skill voor herstel
  4. Of situatie gefocust = RPT: hoge risicosituatie voor terugval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CST

4 soorten benaderingen voor alcohol (AUDs)

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  1. CST was situatie-gefocust en voornamelijk in groepsvorm
  2. Communicatie skills training: terugval vermijden en positievere levensstijl promoten
  3. Cognitive behavioral mood management training(CBMMT): inter- of intrapersoonlijke nega stemmingsstaten en craving zijn oorzaken van de meeste terugvalsituaties. Het vertraagt gedachteproces van client doordat client een functionele analyse gaat uitvoeren, door bewustzijn te creeren of door cognitieve coping.
  4. Gedragszelfcontroletraining: voor probleemdrinkers die niet willen stoppen maar wel willen minderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CST

Drugs

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

RPT (hoge risicosituatie voor terugval) werd als eerste gebruikt bij coke gebruikers.

CST zorgde voor meer mensen die stopten dan interpersoonlijke psychotherapie.

Coping skills training ook effectief bij coke gebruikers.

Beide interventies worden ook bij marihuana gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CST

Tabak

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Vooral gedragscounseling wordt gebruikt en is gebaseerd op CBT-gebaseerde CST.

Een paar coping responses aanleren is belangrijker dan veel verschillende skills aanleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CST bewijs

Alcohol

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  • CBT = sterk bewijs, maar uitkomsten hangen af van soort skills training, stemming managementtraining of RPT en settings en populaties zijn overal anders.
  • Resultaten zouden nog beter icm SUD-behandelingsprogramma (ipv losstaand), als het metingen van effectieve behandelingsimplementatie bevat, als de focus op interpersoonlijke skills training (ipc stemming management) ligt en als het individuele training is (ipv groepsverband)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CST bewijs

Drugs

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  • Contingency management (CM) het best
  • Daarna CST en/of RPT
  • Het meest effectief voor cannabis, daarna voor cocaine, daarna voor opiaten en laagste effectgrootte voor polydrugsgebruik.
  • CST heeft wel vaak blijvende resultaten.
  • CST icm CM voor cannabis was effectiever dan CM zonder CST
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CST bewijs

Roken

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  • Praktische probleemoplossing/skills training, intra-behandeling sociale steun en extra behandelingssteun was meest effectief
  • Behandelingen die CST bevatten zijn effectiever dan farmacologische behandelingen, behalve aversietherapie, en kunnen op meer rokers worden toegepast dan avasietherapie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Contingency management (CM)

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Gebaseerd op operantie conditionering, maar dan met geld/vouchers waarbij clienten financieel worden beloond bij goede resultaten (nega drugstests)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CM

5 hoofdprincipes

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  1. Timing van beloning: zsm na goed resultaat
  2. Contingency: direct en consistent schema van beloning
  3. Juiste gedrag belonen: maak het niet te moeilijk voor client, dus ook kleine veranderingen belonen
  4. Juiste detectie van abstinentie: door urinetests, speeksel of adem
  5. Juiste beloning geven: iets wat de client waardevol vindt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

CM bewijs

Alcohol

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Gemiddelde effectgrootten

Manier met huidpatch = wel posi resultaten, maar meer onderzoek nodig
–> Alcohol is snel uit het systeem dus moeilijk te meten, huidpatch houdt alcohol 7-10 dagen vast waardoor het beter gemeten kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

CM bewijs

Drugs

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Voor cocainegebruikers die nog niet gestopt zijn, zijn urinetesten te streng en moeten ze elke keer beloond worden als de 25% minder cocainemetaboliet hebben op hun tests.
–> Moeten dus 2x zoveel beloond worden om succes te behalen.

CM is het best voor SUDs voor cocaine, opiaten en marihuana
Sterkste bewijs is voor coke gebruikers
Er werden kleine tot gemiddelde effectgroottes gevonden voor opiaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Community reinforcement approach (CRA)

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Voor cocainegebruikers moet de omgeving veranderen om beloning van non-drugsbronnen te verhogen.

Dit kan ook gebruikt worden voor opiaat gebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

CM bewijs

Tabak

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Onvoldoende bewijs dat CM resulteert in abstinentie die ook aanhoudt na CM

Wel effectief in het promoten van initiele vermindering

Positief voor rokende zwangere vrouwen in het stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kritiek op CM

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  • Duur
  • Lange termijn duur: er zijn zorgen dat client niet abstinent blijft na CM
  • Resultaten fMRI: goede gedragingen worden niet gegeneraliseerd naar alledaagse omgevingen van clienten, meer onderzoek nodig naar generaliseerbaarheid van CM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Acceptance commitment therapy (ACT)

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

ACT stelt dat pogingen om nega gedachten en emoties te elimineren wel op korte termijn nega gedraginen verminderd, maar op lange termijn juist verergert.
–> Gedachteonderdrukking voorspelt slechtere lange termijnuitkomsten.

ACT benadrukt acceptatie, spiritualiteit, mindfulness en gedragsverandering. Het kan ook gericht worden op schaamte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ACT bij drugs

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Focus op clienten helpen de omvang van hun psychologische problemen te beseffen en cognitieve en emotionele barrières te overwinnen die abstinentie in de weg staan.

5 hoofdbehandelingsfases:
1. Creatieve hopeloosheid: contact maken met omvang van het probleem en de moeite die het kost om het op te lossen.
2. Value assessment: oneffectieve controlestrategieen identificeren.
3. Defusing language: ruimte maken voor acceptatie
4. Applied willingness: waarden in acties omzetten

24
Q

ACT bij tabak

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Focus op identificatie en bejandeling van distress tolerantie, gebaseerd op het idee dat als rokers aangeleerd wordt om de moeite van de aversieve interne staten te vermijden of eraan te ontsnappen. Hun vermogen om te volharden in pogingen om te stoppen met roken wordt versterkt.

25
Q

ACT bewijs

Drugs

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Onduidelijke resultaten en soortgelijke resultaten als van CBT alleen.

Als ACT op schaamte gericht was, iets betere resultaten

26
Q

ACT bewijs

Tabak

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Onduidelijke resultaten

Wel effectiever dan bij drugs

27
Q

Cue exposure met responspreventie (CET)

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Vermindert conditionering aan stimuli die voorheen geassocieerd werden met drugsgebruik door clienten drugs-geassocieerd beeld, geluid, aanraking, geur of complexe situaties te laten zien in een veilige omgeving zonder toegankelijke drug zodat client minder reactief en minder gevoelig voor die cues wordt.

28
Q

CET

3 mechanismen waarom cues risico zijn voor terugval

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  1. Klassieke conditionering: cues lokken psychologische en emotionele reacties uit die leiden tot verlangen naar drug
  2. Deze reacties interferen met vermogen van client om coping skills effectief te gebruiken
  3. Cues leiden tot operant gedrag (drugsgebruik) dat het gedrag beloont door de aversieve aspecten van de respons te verminderen. Operant gedrag gebeurt heel snel en automatisch en onbewust.
29
Q

CET

Implicaties

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  1. Exposure moet lang genoeg zijn zodat responses wennen in de sessie
  2. Moeten verschillende cues gebruikt worden in exposure sessies, vooral gepersonaliseerde cues
  3. Coping met verlangen moet vroeg in de exposure plaatsvinden, als de uitgelokte reacties op hun hoogtepunt zijn.
30
Q

CET bewijs

Drugs

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Weinig bewijs voor cocaine of opiaat

31
Q

CET bewijs

Alcohol

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Positieve effecten, vooral icm CST

32
Q

CET bewijs

Tabak

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A

Weinig bewijs, maar CET met virtuele realiteit laten wel effectieve effecten zien waar meer onderzoek naar gedaan moet worden.

33
Q

Conclusie

Rohsenow & Prinkston-Camp (2016)

A
  • Alcohol = CST sterk bewijs, CET en CM sterk bewijs maar weinig onderzoek
  • Cocaine = CM icm CST of CRA, CST zonder CM ook effectief
  • Marihuana = CM en CST
  • Opiaten = CM gemiddeld, is effectiever dan methadon
  • Roken = aversietherapie icm farmacotherapie
34
Q

Moss&Dyer H6 (2010)

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Hoofdstuk gaat voornamelijk over farmacologische en psychosociale behandelingen

35
Q

Verschillende behandelingscategorieen

Moss&Dyer H6 (2010)

A
  1. Contact maken (info over drugsgebruik zodat veiliger gebruikt wordt om schade te minimaliseren)
  2. Detoxificatie (client helpen met oncomfortabele ontwenningsverschijnselen)
  3. Drugsubstitutiebehandeling (methodon/nicotinepatches: hebben zelfde effect als drug maar minder risico)
  4. Blokkerende of aversieve drugs (antagonisten om posi beloning van drugsgebruik te elimineren)
  5. Psychosociale behandeling (psychosociale redenen drugsgebruik bespreken, terugval minimaliseren, coping skills aanleren)
36
Q

Farmacologische en medische behandeling

Nicotine

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Kauwgom en nicotinepatches

Kleine beetjes nicotine worden afgegeven om ontwenning te bestrijden. Wel opletten dat er lagere levels van nicotine zijn dan als je sigaret rookt –> belangrijk om skills training erbij te geven.

37
Q

Farmacologische en medische behandeling

Alcohol

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Benzodiazepine (agonist)

Verlicht ontwenning, verkleinen kans op een seizure.
Dosering daalt over weken

Disulfiram (andere doelen) = voor terugvalpreventie –> remt metabolisme van alcohol dat een onplezierige reactie (kotsen, misselijk) veroorzaakt.

Zie tabel SV voor agonist/antagonist etc.

38
Q

Farmacologische en medische behandelingen

Opioiden

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Methadon

1x per dag als siroop om ontwenningssyndroom 24u te verlichten.

Naltrexon is antagonist waardoor posi effecten van heroine niet wordt ervaren.

39
Q

Farmacologische en medische behandelingen

Cocaine en andere psychostimulanten

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Weinig onderzoeken

Meest effectief= symptomen aanpakken en steunende zorg bieden.

Antidepressiva had gemixte resultaten.

40
Q

Psychosociale interventies

Counseling

Moss&Dyer H6 (2010)

A
  • Vertrouwde relatie zonder oordeel
  • Client verantwoordelijkheid en zelfvertrouwen aanleren
  • Eigen oplossingen laten ontwikkelen
  • Kan individueel of in groepsverband
41
Q

Psychosociale interventies

MI

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Client helpen door de veranderingsfasen

  • Creeren van een psychological squim waarin client discrepantie zal ervaren tussen zichzelf als individu en zichzelf als gebruiker
  • Individueel programma
42
Q

Psychosociale interventies

Gedragsbenaderingen

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Drugsgebruik is gedrag en dat kan afgeleerd worden.

Client leren omgaan met cues en door CM

43
Q

Psychosociale interventies

CBT

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Triggers herkennen en disfunctionele cognities veranderen

  • Relaxatietraining
  • Afwijs skill
  • Assertiveness skill
  • Probleemoplossing skill
  • Cognitieve herstructurering
  • RPT (coping en vermijding van terugval waarbij voor elke risicosituatie coping skills worden aangeleerd)
44
Q

Psychosociale interventies

Peer support programmes

Moss&Dyer H6 (2010)

A

Sociale steun, 2 soorten:
1. Therapeutische gemeenschappen (client leeft 3-6 maanden in deze gemeenschap)
2. 12-stapsprogramme - Alcoholics Anonymous (machteloosheid erkennen, connectie met (een) God, morele mislukkingen erkennen, schade aan anderen herkennen en het goedmaken) –> BEWIJS EFFECTIVITEIT IS SCHAARS OMDAT HET ANONIEM IS

45
Q

Boumparis, Schulte & Riper (2019). Digital Mental Health for Alcohol and Substance Use Disorders.

Boumparis, Schulte & Riper (2019)

A

Maar 20% van mensen met SUDs krijgen behandeling, kunnen digitale interventies nuttig zijn?

Review 2016-2019

46
Q

Cannabis en digitale interventies

Boumparis, Schulte & Riper (2019)

A

Geintegreerde therapeutische principes: heel weinig onderzoek, maar 1 RCT zonder significante effecten.

Liet wel zien dat een verkorte en onbegeleide interventie even effectief was als de volledige interventie icm chat-gebaseerde begeleiding.

47
Q

Opioidengebruik en digitale interventies

Boumparis, Schulte & Riper (2019)

A

Community reinforcement approach (CRA)

Er zijn geen RCTs, RCT uit 2014 liet wel zien dat CRS + TAU zorgde voor meer opioidevermindering vergeleken allen TAU

48
Q

Polysubstantie en digitale interventies

Boumparis, Schulte & Riper (2019)

A
  • Korte interventies: maar 1 RCT face-to-facte korte interventies met computer gebaseerde begeleiding en TAU zorgde voor sig minder drugsgebruik.
  • MI: posi lange termijn effecten –> meer onderzoeken nodig met grote steekproeven.
  • CBT: INternet CBT kan effectief zijn, internet CBT + TAU lieten sig vermindering zien.
49
Q

Schulte et al., 2022 “The effectiveness of a mobile intervention to reduce young adults’ alcohol consumption to not exceed low-risk drinking guidelines”

Schulte et al. (2022)

A

Effectiviteit van “Boozebuster”, een self-guide app met therapeutische principes om alcoholconsumptie te verminderen.

Wordt ook vergeleken met een educationele website

2 groepen RCT met 6 weken Boozebuster vergeleken met educationele website conditie over alcohol

50
Q

Wat werd gevonden?

Schulte et al. (2022)

A

Geen sig effect van Boozebuster op primaire (frequentie en kwantiteit van alcoholconsumptie) en secundaire uitkomsten (binge drinken en alcohol-gerelateerde probleemernst) en binge drinken

Beide groepen lieten een vermindering zien in freq en kwantiteit alcoholconsumptie
- Interventiegroep liet wel meer vermindering zien in kwantiteit als de motivatie hoger was (moderator) en
- de interventiegroep liet meer vermindering zien in freq als ze meer betrokken waren

51
Q

Eventuele redenen voor uitkomsten

Schulte et al. (2022)

A
  • Kan zijn dat beiden groepen hetzelfde effect hebben omdat ze beide veranderingsmotivatie hebben. 50% was ook in de actiefase.
  • Kan zijn dat veranderingsmotivatie kwantiteit beinvloedt doordat deelnemers het makkelijker vinden om de hoeveelheid alcohol te verminderen ipv compleet te stoppen door bv sociale desirability
52
Q

Limitaties onderzoek

Schulte et al. (2022)

A
  • Gebruik van (geld)beloningen
  • Zelfrapportages
  • Niet alle deelnemers waren frequente drinkers, alcoholconsumptie was misschien al minimaal
  • Website kon gezien worden als een soort minimale interventie
  • Was tijdens corona
  • 88% was vrouw
53
Q

Schulman (2021): “Motivational enhancement”

Schulman (2021)

A

Iets met treatment

54
Q

Prochaska en DiClemente’s Stages of Change

Schulman (2021)

A

Niet-lineair proces van gedragsverandering, 5 fases:
1. Precontemplatie
2. Contemplatie
3. Voorbereiding
4. Actie
5. Onderhoud

Interventiestrategie: op maat gemaakte hulp op basis van iemands fase in het veranderproces, zoals aanmoediging in precontemplatie of contemplatiefase

55
Q

Motivational interviewing (MI)

Schulman (2021)

A

Samenwerkingsgerichte gespreksstijl die helpt iemand motivatie en toewijding aan verandering te versterken door gebruik te maken van open vragen, reflecties, bevestigingen en samenvattingen

56
Q

Motivational enhancement therapy (MET)

Schulman (2021)

A

Kortdurende toepassing van MI, oorspronkelijk ontwikkeld voor alcoholbehandeling, waarbij 4 sessies feedback en motivatieondersteuning bieden.

57
Q

Onderzoek naar MI

Schulman (2021)

A

MI is effectiever dan geen behandeling en vergelijkbaar met andere psychosociale interventies.

Het heeft aantoonbare kortetermijneffecten op middelengebruik, maar er zijn gemengde resultaten voor de lange termijn

MI wordt ook succesvool ingezet buiten klinische omgevingen, bijvoorbeeld door familieleden of niet-professionals die getraind worden in MI