1b: Know the etiological and course aspects of addictive behaviors on a psychological level Flashcards

1
Q

Moss&Dyer (2010) H3

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Conditioning and craving
- Learning theory
- Social learning theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Learning theory

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Gedrag= beloningen en straffen die mensen ervaren tijdens hun leven als reactie op dingen die ze doen.

Theorie is ontstaan uit behaviorisme (Watson, 1920)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Learning theory

Operante conditionering (Skinner, 1938)

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Verschillende beloningen en straffen de kans op herhaalde actie in de toekomst laat stijgen of dalen.

Beloningen kunnen 2 vormen aannemen:
1. Positive reinforcement: verhoogt kans op gedrag door beloning –> weer gokken nadat je 1x hebt gewonnen.
2. Negative reinfocement: verhoogt kans op gedrag door discomfort te verwijderen –> ontwenningsverschijnselen tegengaan.

Straf: verlaagt de kans op gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Learning theory

Klassieke conditionering (Pavlov)

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Associeren van stimuli die vaak samen voorkomen, ongeacht of deze stimuli aan elkaar verbonden zijn.

Proces:
- Unconditioned response (UCR: kwijlen)
- Unconditioned stimulus (UCS: geur van eten)
- Nutral stimulus (NS: bel)
- Unconditioned stimulus (US: bel luiden als hond eten krijgt)
- Conditioned response (CR: kwijlen) bij een conditioned stimulus (CS: bel)

Extinctie: herhaaldelijk CS presenteren tot CS geen respons meer uitlokt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Learning theory

Geconditioneerde drugsresponse

Moss&Dyer H3 (2010)

A
  • Tijdens periode drugsgebruik zijn er veel cues in omgeving (mensen, plaatsen, emoties etc.) klassiek geconditioneerd aan drugsgebruik.
  • Beste voorspeller stoppen met drugsgebruik is als iemand die omgeving volledig verlaat. Subjectieve effecten van een drug verschillen per omgeving, terwijl de dosering en bloedconcentraties hetzelfde blijven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Learning theory

Conditioned withdrawal (Wickler, 1948)

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Omgevingsstimuli hebben door klassieke conditionering het vermogen gekregen om tekenen en symptomen van farmacologische ontwenning uit te lokken.

Cues die geasocieerd worden met drugseffecten of ontwenningsverschijnselen spelen dus een belangrijke rol in terugval van drugsgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Categorieen van geconditioneerde responses

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Cues in de omgeving kunnen zowel:
- Het verlangen van drugsgebruik triggeren,
- de symptomen van drugs en ontwenningsverschijnselen veroorzaken.

Dit zijn CR’s en kunnen drugs-achtig of juist drugs-tegendeel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Categorieen van geconditioneerde responses

Drug-opposite CR’s

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Geconditioneerde ontwenning en geconditioneerde tolerantie.

Als ze voorkomen voordat er drugs worden toegediend, verzwakken ze het drugseffect (BV: lichaamstemperatuur daalt al voordat iemand heroine inspuit). Dit kan ook een vorm van tolerantie zijn.

Deze CR’s zorgen voor terugval bij abstinente mensen (mensen die bv geen alcohol drinken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Drug-opposite CR’s

Geconditioneerde tolerantie

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Vermindering in sterkte drugseffect met herhaaldelijke administratie

Drug-opposite CR gaan het verwachte drugeffect tegen, dus als drug wordt toegediend zal individu geconditioneerde tolerantie laten zien.

Deze tolerantie kan beschermen tegen een overdosis
Als de drugsgerelateerde cues worden verwijderd, kan het lichaam zich niet voorbereiden op de fysiologische effecten van de drugs –> kan fataal worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Categorieen van geconditioneerde responses

Drug-like geconditioneerde response

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Needle freaking phenomenon= in situaties waarin heroine niet beschikbaar is, gaan verslaafde wel door het proces van voorbereiding om zichzelf te injecteren, maar gebruiken een inert middel (zoals zoutoplossing) onder het mom van dat er niks beters is.

Het is onduidelijk of bovenstaande effecten in elke situatie voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Social learning theory

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Uitbreiding van learning theory, met meeste focus op omgevingsoorzaken van gedrag en intra-individuele factoren.

Bevat dus zowel interne (cognitie) als externe oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Social learning theory

4 Basisprincipes van theorie

Moss&Dyer H3 (2010)

A
  1. Leren door observeren van anderen (modelling of vicarious learning)
  2. Leren is niet per se gelinkt aan gedrag: aangeeleerde verleden bepaalt niet volledig wat we zullen doen in een situatie
  3. Beloningen en straffen zijn indirecte factoren in een leerproces: of we gedrag wel of niet herhalen in de toekomst
  4. Verwachting van straf/beloning kan nog sterker wegen dan de daadwerkelijke straf/beloning: realiteit van situ is minder belangrijk dan iemands verwachtingen en overtuigingen –> denk aan gokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Social learning theory

Reciprocal determinism

Moss&Dyer H3 (2010)

A

De omgeving kan ons beinvloeden, maar wij beinvloeden onze omgeving ook.

Gedrag moet begrepen worden vanuit dit perspectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale learning

Self-efficacy (SE)

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Beschrijft de mate waarin iemand zich competent of capabel voelt om een actie uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Self-efficacy en verslavend gedrag

5 vormen die belangrijk zijn in het voorkomen en behandelen van risicogedrag

Moss&Dyer H3 (2010)

A
  1. Resistance: verlavend gedrag is in eerste instantie vermijden (BV niet meeroken met peers), lage SE= vroeg drugsgebruik bij peer pressure
  2. Harm-reduction: risico’s verlagen die geassocieerd zijn met gebruik, na gebruik of meedoen met gedrag, (SE verhogen om alcoholconsumptie te verminderen)
  3. Actie: vertrouwen hebben in eigen vermogen om te stoppen (BV: lage SE zal ervoor zorgen dat iemand niet geloofd dat ie het kan en het daarom niet zal proberen)
  4. Coping: mate waarin iemand zich capabel voelt om om te gaan met risicosituaties tijdens de stop periode, hiervoor kunnen copingstrategieen gebruikt worden.
  5. Herstel: interpretatie van terugval tijdens het herstel en de overtuiging over het vermogen om hiermee door te gaan.

Punt 1 en 2= preventie
Punt 3,4,5 = behandeling en terugvalpreventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SE

Abstinence violation effect (AVE)

Moss&Dyer H3 (2010)

A

SE-overtuigingen voorspellen de kans op abstinentie en de kans op succes met terugval.

Als er niet goed omgegaan wordt met AVE kan dit ervoor zorgen dat iemand terugval als catastrofaal ziet en extreem negatieve emoties zal ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verwachtingen en verslavend gedrag

Expectancy-value

Moss&Dyer H3 (2010)

A

Het is belangrijk om het belang van een bepaalde verwachting van een individu in acht te nemen.
Informatie in het geheugen bepaalt nit consistent gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Moss&Dyer H5 (2010)

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Automatic processes
- Dual system theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dual system theory en gedrag

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Cognitieve processen zijn onderverdeeld in 2 systemen:
1. Automatische processen buiten bewustzijn
2. Snelle bewuste gecontroleerde processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dual system

Systeem 1

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Automatisch

Cognitive decoupling: hypothetisch over de wereld denken. Context halen uit nieuwe info, door oude regels en gedragingen in nieuwe situaties te generaliseren.

Cognitive misers: we hebben de neiging om moeizaam denken te vermijden en gebruiken liever heuristieken (shortcuts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Dual system

Hoe komt info binnen en wordt het verwerkt?

Moss&Dyer H5 (2010)

Zie plaatje SV

A
  • Input altijd binnen via systeem 1
  • Systeem 1 produceert response zonder systeem 2
  • Systeem 2 is afhankelijk van input systeem 1
  • Systeem 2 kan een wederkerig effect hebben op de inhoud van systeem 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Dual system en verslavend gedrag

Tiffany’s craving model (1999)

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Dependence= vorm van automatisch gedrag.

Blijvend drugsgebruik leidt tot ontwikkeling van automatische drugsgebruiksrepresentaties in het geheugen. Dit zijn mentale schema’s (kennis) diee gerelateerd zijn aan iemands vermogen om drugs te gebruiken. Het gedrag is dus een gewoonte geworden en kan zonder mentale moeite uitgevoerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Tiffany’s craving model

2 componenten van craving

Moss&Dyer H5 (2010)

A
  1. Automatische craving: activatie van drugsgebruikrepresentaties of schema’s in het geheugen die kunnen leiden tot drugsgebruik
  2. Gecontroleerde craving: intens gevoel van iets nodig hebben, gepaard met nega emotionele reacties dat ‘iets’ onbereikbaar is. Dit komt alleen voor als een obstakel het automatische proces belemmerd.

Craving is dus een mislukking van het automatische proces om hun doelen te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Aandachtsbias en verslavend gedrag

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Mensen besteden aandacht aan dingen die belangrijk voor ze zijn.

Aandachtsbias voor alcohol cues stijgt door eerder gebruik.

Aandachtsbias verhoogt motivatie om drugs/alcohol te gebruiken

25
Q

Frankens model van drug craving en verslavend gedrag

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Het zien/ervaren van drugscues kan leiden tot verhoogde dopamine in beloningssysteem.

De verhoogde dopaminevrijlating is de drijfveer van aandachtsbias voor die stimuli, wat kan leiden tot craving

26
Q

Frankens model

Hypervigilance

Moss&Dyer H5 (2010)

A

Aandachtsbronnen worden overweldigd tot het punt dat iemand geen aandachtsbronnen meer heeft om aandacht te besteden aan andere informatie.
Hierdoor kan iemand incapabel worden om info te verwerken dat gerelateerd is aan coping met intense gevoelens van craving of compulsies om te gebruiken.

27
Q

Dual system

Er zijn 3 specifieke mislukkingen in het redeneren bij gokverslaafden

Moss&Dyer H5 (2010)

A
  1. Overheersende systeem 1-processen: gokverslaafden vinden het vooral moeilijk om de automatische responses te remmen, zelfs in situaties waarin ze weten dat systeem 1-responses niet optimaal zijn.
  2. Incompleet systeem 1-outputs: vooral emotionele outputs die komen van systeem 1; gokverslaafden vinden het moeilijk hun emoties te identificeren en beschrijven
  3. Mentale software missen: gokverslaafden hebben onvoldoende kennis om een bepaald probleem op te lossen of de kennis die ze hebben is fout (over kansen en risico’s)
28
Q

Moss&Dyer H4 (2010)

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Craving, aandachtsbias en loss of control
- zelfcontrole
- persoonlijkheid
- rationele keuzetheorie
- incentive-sensitization theory
- inhibitory dysregulation theory

29
Q

Ego depletion model (Baumeister, 2003)

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Zelfregulatie is een bron/mentale energie die op kan raken, dus mensen hebben een beperkte capaciteit om het gedrag te beheersen en als deze opraakt heeft het tijd nodig om bij te vullen.

Wellicht gelinkt aan bloedglucoseniveaus, hoe minder glucose, hoe minder zelfcontrole

30
Q

Persoonlijkheid en verslaving

In persoonlijkheid wordt onderscheid gemaakt van 2 karakteristieken

Moss&Dyer H4 (2010)

A
  1. States: tijdelijke kenmerken van persoon, weerspiegelt niet hoe persoon normaal is.
  2. Traits: eigenschappen die niet veranderen over tijd en in situaties.
31
Q

Persoonlijkheid en verslaving

Tri-dimensionele theorie (Cloningers, 1987)

Moss&Dyer H4 (2010)

A
  1. Novelty seeking: nieuwe ervaringen zoeken
  2. Harm violence: pessimistisch zijn en zorgen maken
  3. Reward dependence: neiging om snel te leren van belonend gedrag.
32
Q

Wat voor gedrag voorspelt verslavend gedrag?

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Sensatie zoeken (lijkt op novelty seeking)

Mensen met hoge mate hiervan hebben hoge gevoeligheid voor verveling, nieuwe ervaringen opdoen en avontuur en spanning leuk vinden.

33
Q

Rationele keuzetheorie van verslavend gedrag (Becker&Murphy, 1988)

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Verslavend gedrag is rationeel, het is gericht op het maximaliseren van de voordelen voor de mensen die zich ermee bezig houden.

34
Q

Rationele keuzetheorie

Problemen met deze theorie

Moss&Dyer H4 (2010)

A
  1. Er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen mensen die gebruiken en dit ook willen en mensen die gebruiken maar dit niet willen.
  2. Er wordt wellicht teveel rekening gehouden met de maatschappij
35
Q

Rationele keuzetheorie

2 soorten rationaliteit

Moss&Dyer H4 (2010)

A
  1. Instrumental rational: keuzes maken om doelen te behalen op de meest efficienten manier (BV: je hand opsteken als je een vraag hebt)
  2. Epistemisch rationeel: inhoud van gedachte evalueren of deze overeenkomt met de echte wereld en onze eigen wereld.
36
Q

Incentive-sensitization theory (Robinson&Berridge, 1993)

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Wanting vs liking. Wanting stijgt en liking daalt, denk aan het filmpje met de vogel die verslaafd raakt.

De theorie stelt dat drugs de beloningssystemen kaapt (dopamine) waardoor er een onevenredige stijging is in incentive sensitization voor drugs-gerelateerde cues wat leidt tot pathologische compulsie om weer te gebruiken.

37
Q

Incentive-sensitisation theory

Incentive salience

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Een object of cue wordt geassocieerd met een positieve beloning waardoor we dat in de toekomst ook weer willen.

38
Q

Incentive-sensitization theory

Drug wanting

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Toeschrijving van incentive salience aan drugstimuli leidt tot een sterke drang om de drug te gebruiken.

39
Q

Incentive-sensitization theory

Drug liking

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Bevat aparte neurale breinpaden en verwijst naar de verwachte hedonische effecten van drugs.

40
Q

Inhibitory dysregulation theory (Lubman et al., 2004)

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Verslavend gedrag is een probleem van compulsief gedrag (het onvermogen om het gebruikspatroon te beheersen), dit probleem ontwikkelt over tijd beginnend met initieel experimenteren.

41
Q

Inhibitory dysregulation theory

Welke breingebieden zijn belangrijk bij inhibitory control

Moss&Dyer H4 (2010)

A

Anterior cingulate (ACC) en orbitofrontal cortices (OFC)

Beperkingen hierin zal leiden tot ongeremd en impulsief gedrag.

Drugsafhankelijkheid kan leiden tot verslechtering in breingebieden die vereist zijn om impulsieve, beloning-georienteerde responses te onderdrukken.

42
Q

Franken (2003):
“Drug craving and addiction: integrating psychological and neuropsychopharmacological approaches, Progress in Neuropsychopharmacology and Biological Psychiatry”

Franken (2003)

A

Geintegreerd model van psychologische en neuropsychofarmacologische benaderingen

43
Q

Samenvatting

Hoe werkt het geintegreerde model?

Franken (2003)

A

Het geintegreerde model legt craving en terugval uit door aandachtsbias, door psychologische en neuropsychofarmacologische mechanismen.

Cognitieve processen mediëren tussen drugstimulus en iemands respons op die stimulus en daaropvolgend gedrag.

44
Q

Samenvatting

Hoe werkt dit principe (van het geintegreerde model) in het brein?

Franken (2003)

A

Een drugstimulus zorgt voor –> hogere dopamineniveaus in het corticostriatale circuit (vooral anterior cingulate gyrus, amygdala en nucleus accumbens) –> dit trekt de aandacht naar de drugstimulus.

Dit proces zorgt voor motorvoorbereiding en een hyperaandachtige staat naar drugs-gerelateerde stimuli die craving en terugval verder promoot.

45
Q

Introductie

Incentive motivation model

Franken (2003)

A

Drugs-gerelateerde stimuli kunnen klassiek geconditioneerde responses (zowel fysiologisch als subjectief) uitlokken in drugsmisbruikers.

Craving, geheugenprocessen, verwachtingen en aandachtsprocessen lokken responses uit.

46
Q

Psychologische benadering

Craving is een emotie

Franken (2003)

A

Craving kan gezien worden als de begeleidende emotionele toestand die wordt geproduceerd door geconditioneerde stimuli die verband houden met de beloningseffecten van drugs of gedrag.

47
Q

Psychologische benaderingen

Aandacht voor emoties

Franken (2003)

A

Aandacht richt zich automatisch op cues die beloningen of straffen voorspellen en is een voorbereiding op actie: approach of avoidance van stimuli

48
Q

Psychologische benaderingen

2 categorieen aandacht

Franken (2003)

A
  1. Onspecifieke arousel
  2. Selective attention

–> voornamelijk selectieve aandacht wordt besproken

49
Q

Psychologische benaderingen

Selectieve aandacht

Franken (2003)

A

Cognitieve functie die het verwerken van relevante stimuli vergemakkelijkt en het verwerken van minder relevante stimuli remt.

2 belangrijkste subklassen:
1. Vrijwillige aandacht: actief een stimulus uitzoeken van persoonlijke relevantie
2. Onvrijwillige aandacht: blootgesteld aan onverwachte, nieuwe, bedreigende of onverwachte stimuli

50
Q

Psychologische benaderingen

Aandachtsbias voor drugs cues

Franken (2003)

A

Er is selectieve aandacht voor aantrekkelijke informatie –> drugstimuli hebben aantrekkelijke stimuli.

Bewijs voor aandachtsbias voor drugs komt uit EEG studies.

Komt beetje overeen met model van Tiffany, maar dit artikel ziet craving niet als verantwoordelijkheid voor de verstoring op de 2e taak, maar eerder de aandachtsbias voor drugs-gerelateerde stimuli.

51
Q

Psychologische benaderingen

Is aandachtsbias een impliciet (automatisch) cognitief proces?

Franken (2003)

A

Aandacht bij verwerken van opvallende stimuli is meestal een automatisch proces. Een korte presentatie van emotionele info kan gedrag dus onbewust beinvloeden (preconscious processing).

Bias in voorbewuste verwerking kan een specifiek kenmerk van anxiety zijn, en is niet aanwezig in aantrekkelijke motivatiestaten.

52
Q

Neurobiologische benaderingen

Dopamine en motiverende processen

Franken (2003)

A

Drugs verhogen dopamine, maar drugs-gerelateerde stimuli kunnen dat ook.

Dit wordt gekoppeld aan incentive-sensitization theory (eerder besproken)

53
Q

Neurobio benaderingen

Rol voor dopamine in menselijke drug craving

Franken (2003)

A
  • In dieronderzoek is gevonden dat dopamineantagonisten zowel aantrekkelijke benaderingsmotivatie voor beloningen als de versterkende effecten van beloningen verminderen (1e benadering is alleen in dieren gevonden, niet in mensen)
  • Dopamineantagonisten hebben invloed op motiverende aspecten van drugs (drug wanting)
54
Q

Neurobio benaderingen

Is er een rol voor dopamine in aandacht?

Franken (2003)

A

Dopamine betrokken in normale aandachtsprocessen= dopa triggert de aandacht naar aantrekkelijke stimuli over het algemeen, maar vooral naar drugs-gerelateerde cues.

Selectieve aandacht kan verbeteren/verslechteren door dopamine (U-vormig)= stijging of daling in dopaminerge activiteit leidt tot een verstoring van selectieve aandacht
–> hangt af van persoonlijkheid, receptoreffecten en gebruikte tests.

Dopamine is niet enige neurotransmitter die effect heeft op aandacht.

55
Q

Neurobio benaderingen

Latent inhibitie (LI)

Franken (2003)

A

De vertraging van conditionering die optreedt als een te conditioneren stimulus eerst een aantal keer optreedt zonder andere gevolgen.

Het weerspiegelt het vermogen om geen aandacht te besteden aan irrelevante stimuli.

Als algemene selectieve aandacht wordt verhoogd door dopamineantagonisten, worden automatische processen daaropvolgend verminderd. Dus automatische aandacht voor drug cues worden dan verminderd.

56
Q

Neurobio benaderingen

Prepulse inhibition (PPI)

Franken (2003)

A

Het startle reflex wordt geremd als de startle probe (puls) wordt voorafgegaan door een zwakkere stimulus (prepuls)

Zowel agonisten als antagonisten kunnen PPI verminderen

????

57
Q

Neurobio benaderingen

Neuroanatomische paden van craving en aandachtsprocessen

Franken (2003)

A

het dopaminesysteem, vooral de ACC, amygdala en nucleus accumbens, spelen een belangrijke rol in het integreren van aandachtfunctionering wat nodig is voor beloningen signaleren. De daaropvolgende hyperattentieve staat voor beloning-gerelateerde stimuli is geassocieerd met overmatig wanting, oftewel craving.

58
Q

Integratie

Cognitief psychofarmacologisch model

Franken (2003)

A

Wordt gesuggereerd dat aandachtsbias en craving elkaar kunnen moduleren.
Aandachtsbias zal eerst het gevoel van craving activeren door verhoogde dopamine en deze craving zal de aandachtsbias verder vergroten.

In schrift verder model uitwerken!!!