2A2 week 11 Flashcards

1
Q

symptomen oesofaguscarcinoom

A
  • meest voorkomend: dysfagie, pijn, gewichtsverlies
  • bloedbraken/melena, heesheid (vaak bij proximale tumoren), hikklachten (vaak bij tumoren in onderste deel slokdarm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symptomen maagcarcinoom

A
  • proximaal: dysfagie, bloedverlies, gewichtsverlies
  • niet proximaal: verminderde eetlust, snel vol gevoel, misselijkheid en braken, gewichtsverlies, pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symptomen colorectaal carcinoom

A
  • veranderd ontlastingspatroon
  • bloedverlies
  • buikpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symptomen pancreascarcinoom

A
  • pijn in rug (doorborend)
  • gewichtsverlies
  • (stille) icterus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

symptomen galwegcarcinoom

A
  • icterus, jeuk
  • pijn in bovenbuik
  • verminderde eetlust
  • gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

metastasering van GI-tumoren

A
  • meest naar lever en long, in mindere mate naar botten
  • algemene symptomen: gewichtsverlies, vermoeidheid, pijn

vaak geen orgaanspecifieke klachten, maar als dit wel het geval is:
- lever: pijn, icterus
- longen: kortademig, bloed opgeven, pijn
- botten: pijn, zenuwuitval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fanconi anemie

A

meeste patiënten met anemie van Fanconi hebben vanaf hun geboorte een of meerdere afwijkingen, verhoogd risico op kanker op relatief jonge leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alarmsymptomen slokdarmkanker

A
  • hematemesis (bloed braken)
  • melena
  • braken
  • dysfagie
  • odynofagie (pijn bij eten)
  • persisterend hikken
  • foetor ex ore
  • onbedoeld gewichtsverlies
  • anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diagnostiek slokdarmkanker

A

gastroscopie met biopsie si onderzoek van eerste keuze (oesophago-gastru-duodenoscopie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

T classificatie slokdarmcarcinoom

A
  • T1: intramucosaal
  • T2: muscularis propria
  • T3: door adventitia
  • T4: ander orgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

N classificatie slokdarmcarcinoom

A
  • N0: geen verdachte klieren
  • N1: 1 of 2 verdachte klieren
  • N2: 3-6 verdachte klieren
  • N3: >6 verdachte klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

M classificatie slokdarmcarcinoom

A
  • M0: geen meta’s op afstand
  • M1: wel meta’s op afstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer overgang curatief naar palliatief behandeltraject?

A

Indien M1of T4 palliatief traject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

curatieve behandeling slokdarmkanker

A
  • neoadjuvant chemoRT gevolgd door slokdarmresectie
  • neoadjuvant chemo gevolg door slokdarmresectie (bij contra-indicaties voor RT)
  • direct opereren (bij vroegcarcinomen en contra-indicaties voor chemo(R)therapie
  • definitieve CRT
  • definitieve RT (contra-indicaties voor chemo)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer palliatieve behandeling slokdarmkanker?

A

bij cT4b tumoren, meta’s op afstand en niet-operabele patiënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

palliatieve behandeling slokdarmcarcinoom

A
  • levensverwachting >3 maanden: RT voor dysfagie
  • levensverwachting <3 maanden: stent
  • indien conditie het toelaat bespreken palliatieve chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

CEA

A

tumormarker CRC, niet geïndiceerd bij diagnostiek maar wel bij follow-up
- als pre-op CEA torenhoog, dan verhoogde kans op meta’s
- als pre-op CEA niet verhoogd is, dan geen goede maat voor follow-up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

behandeling coloncarcinoom

A
  • bij gunstige pT1N0M0 volstaat lokale resectie (poliepectomie)
  • bij stadium 3 en ongunstig stadium 2 ook adjuvante chemo
  • chirurgie: hemicolectomie rechts, colon transversum resectie, hemicolectomie links, sigmoidresectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

behandelingsstrategieën rectumcarcinoom

A
  • zonder voorbehandeling: TEM (lokaal), oncologische resectie
  • met voorbehandeling: korte oorbehandeling (RT 5x5 Gy), lange voorbehandeling (chemoRT 25 x 2.4 Gy + capecitabine, operatie 10-12 wkn na laatste RT), totale neoadjuvante therapie (TNT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

TME (totale mesorectale resectie)

A

rectumresectie inclusief mesorectale vet met locoregionale lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wanneer voorbehandeling bij rectumcarcinoom?

A

indien afstand tussen tumor en mesorectale fascie (MRF) kleiner dan 1mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

behandeling T4 rectumcarcinoom

A

TME na chemoRT
- eventueel intraoperatieve RT (IORT)
- multiviscerale resectie (exenteratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

multiviscerale resectie (exenteratie)

A

man: endeldarm, prostaat, blaas
vrouw: endeldarm, uterus, cervix, vagina, blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voorkeurslokalisaties metastases coloncarcinoom

A

lever, long, peritoneum, klieren op afstand, bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

klassieke criteria resectie levermetastasen

A
  • <4 meta’s
  • beperkt tot 1 helft van de lever
  • geen synchrone meta’s
  • geen extrahepatische meta’s
  • <70 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

huidige criteria resectie levermeta’s

A
  • radicale resectie mogelijk voor alle meta’s
  • voldoende resterend functioneel leverweefsel (20-30%)
27
Q

behandeling colorectale levermetastasen

A
  • resectie (gouden standaard)
  • lokaal ablatieve technieken: radiofrequente ablatie indoen tumor max 4-5 cm, microwave, irreversibele electroporatie
  • stereotactische RT: max 8cm, max 3 laesies
  • systemische chemotherapie (inductie, palliatief)
28
Q

behandeling levermeta’s indien resectie niet mogelijk

A
  • indien resectie niet mogelijk door tumorload: reduceren tumorload dmv chemotherapie
  • indien resectie niet mogelijk door te weinig resterend functionerend leverweefsel (<20-30%): vergroten restvolume lever d.m.v. v. porta embolisatie
29
Q

behandeling longmetastasen bij CRC

A
  • resectie: anatomisch, extra-anatomisch
  • ablatie (cave pneumothorax)
  • stereotactische RT
30
Q

behandeling peritoneaalmetastasen

A

HIPEC: eerst alle zichtbare laesies weghalen (cytoreductieve chirurgie), daarna buik spoelen met warme chemotherapie

31
Q

behandeling oesofaguscarcinoom

A
  1. neoadjuvante systemische behandeling standaard bij resectabel oesofaguscarcinoom
  2. resectie
  3. na resectie is adjuvant immuno mogelijk, maar momenteel ‘on hold’ in NL
32
Q

behandeling maagcarcinoom

A

-peri-operatief chemo, FLOT

33
Q

invloed UV straling op huid

A

UVA: aging
UVB: burning

34
Q

voorlopers per huidkankertype

A
  • BCC: geen
  • PCC: actinische keratose, Morbus Bowen
  • melanoom: melanoma in situ, lentigo maligna, giant congenitale naevus
35
Q

actinische keratosen

A
  • cutane premaligniteit
  • dysplasie onderste laag van de basaalmembraan
  • AK’s ook vooral biomarker field cancerization
36
Q

Morbus Bowen

A
  • in situ PCC/intra-epidermaal PCC
  • meestal solitair, soms multipel
  • kan overal voorkomen, ook op slijmvliezen (vaak HPV geassocieerd)
37
Q

diagnostiek AK/Morbus Bowen

A

biopt bij twijfel over diagnose, ter uitsluiting maligniteit

38
Q

therapie AK/Morbus Bowen

A
  • lokale destructie: cryotherapie, curretage/elektrocoagulatie
  • excisie (alleen bij Bowen)
  • veldbehandeling: Efudix crème (5-FU), aldara crème (imiquimod), fotodynamische therapie, dermabrasie/peeling
39
Q

Lentigo maligna

A
  • intra-epidermaal melanoom/in situ melanoom
  • mediane leeftijd 70 jaar
  • 5% progressie naar lentigo maligna melanoom
  • moeilijk klinisch afgrensbaar
40
Q

behandeling lentigo maligna

A

conventionele excisie met 5mm marge + histologische beoordeling gehele laesie

41
Q

PROVOKE

A
  • plaats
  • rangschikking
  • omvang (aantal en grootte)
  • vorm
  • omtrek (begrenzing scherp/vaag)
  • kleur
  • efflorescentie
42
Q

BCNS/Gorlin-Goltz syndroom

A
  • mutaties in PTCH-gen
  • BCC’s vanaf jonge leeftijd
  • preventie: beschermen tegen UV, niet verbranden, beperken röntgenstraling
  • diagnose o.b.v. klinisch beeld, is aannemelijk bij 2 major criteria of 1 major criteria en 2 minor criteria
43
Q

Major criteria BCNS/Gorlin-Goltz syndroom

A
  • multipele (>2) BCC’s of 1 BCC onder 20 jaar
  • odontogene kaakcyste
  • 3 of meer palmap pits of plantar pits
  • ectopische calcificatie of vroege (<20jr) calcificatie van de falx cerebri
  • ribafwijkingen
  • eerstegraads familielid met BCNS
44
Q

minor criteria BCNS/Gorlin-Goltz syndroom

A
  • macrocephalie
  • congenitale misvormingen
  • skeletafwijkingen
  • radiologische afwijkingen
  • ovarium fibromen, cardiale fibromen, medulloblastoma
45
Q

kenmerken BCC

A
  • glazige, wasachtige, doorschijnende papel/plaque/nodus met parelmoerachtige glans
  • centrale ulceratie
  • verheven blekere rand
  • teleangiëctasieën
  • litteken-achtige laesies
46
Q

laag risico BCC

A
  • superficieel, nodulair
  • locatie: buiten H-zone gelaat, romp, extremiteiten
  • <2 cm
  • primair
47
Q

hoog risico BCC

A
  • sprieterig, micronodulair
  • H-zone gelaat
  • > 2 cm
  • recidief
48
Q

beleid laag risico BCC

A

excisie met 3mm marge of topicale therapie voor superficieel BCC

49
Q

beleid hoog risico BCC

A

excisie met minimaal 5mm marge of mohs micrografische chirurgie (H-zone gelaat)

50
Q

kenmerken PCC

A
  • huidkleuritge tot erythemateuze plaque/nodus/tumor
  • pijn
  • schilfering (keratose)
  • centrale ulceratie
  • omliggende AK’s
  • snel bloedend
  • niet genezend
  • slijmvliezen
51
Q

genodermatosen gerelateerd aan PCC

A
  • xeroderma pigmentosum (DNA repair stoornis, autosomaal recessief)
  • albinisme (geen/weinig melanine, autosomaal recessief)
52
Q

aanvullende diagnostiek PCC

A
  • biopt
  • vanaf T3: echo drainerende lymfklieren hoofd-hals gebied, of als je vergrote klieren voelt
53
Q

behandelopties PCC

A
  • excisie (T1 4mm marge, T2 6mm marge, T3 10mm marge)
  • mohs/micrografisch gecontroleerde chirurgie
  • RT
    vanaf stadium 3 of bij PCC op de lip bespreken in MDO huidkanker
54
Q

Cemiplimab

A

anti-PD1 antilichaam, blokkeert de rem op de T-cel immuunrespons tegen de tumor

55
Q

relaxes skin tension lines (RSTL)

A

lijnen die loodrecht op de trekrichting van de onderliggende spieren staan. Sluiting in de richting van de RSTL geeft mooiere littekens doordat de elasticiteit wordt benut.

56
Q

primaire sluiting

A

approximeren van wondranden

57
Q

secundaire genezing

A

wond wordt niet gehecht, maar genest natuurlijk vanuit bodem en randen d.m.v. granulatieweefsel

58
Q

soorten lappen

A
  • lokale lap: reconstructie met nabijgelegen weefsel met eigen bloedvoorziening
  • regionale/gesteelde lap: reconstructie met weefsel met eigen bloedvoorziening op afstand
  • vrije lap: lap met eigen bloedvoorziening waarbij m.b.v. microchirurgie arteriële en veneuze bloedvoorziening wordt bewerkstelligd
59
Q

klinische kenmerken melanoom

A
  • asymmetrie in 2 assen
  • ongelijke begrenzing
  • meerdere kleuren
  • > 6mm
  • verandering
  • dermatoscopische kenmerken
  • huidskleurige, bloedende tumor (amelanotisch melanoom)
60
Q

symptomen caecumcarcinoom

A

chronische buikpijn, bloedarmoede

61
Q

symptomen sigmoid carcinoom

A

veranderd defecatiepatroon, dunne ontlasting met soms diarree

62
Q

symptomen rectumcarcinoom

A

helder bloedverlies, loze aandrang

63
Q

wanneer colostoma voor colorectale tumor

A

bij volledige rectumamputatie of ter bescherming van de anastomose