2A2 week 10 Flashcards
voorkeursplekken hematogene metastasering mammacarcinoom
longen, lever, bot
borstkanker bij mannen
- 1% van alle borstkankers
- risicofactoren: obesitas, testiculaire afwijkingen, hypofyseadenoom, bestraling op thoraxwand, etniciteit
- fenotype: ER, PR en AR positief, Her2 negatief, meestal luminal B
- vaker geassocieerd met genetische afwijkingen: BRCA2 (10%), BRCA1 (<5%), Klinefelter (risk stijgt met 50%), CHEK2, p53, PTEN
wanneer denken aan erfelijke vorm van borstkanker?
- familiair voorkomen van borstkanker
- jonge leeftijd bij diagnose
- meerdere keren BrC bij 1 persoon
- man met borstkanker
- bepaalde combinatier van soorten kanker, bv. borstkanker en ovariumcarcinoom (BRCA1&2)
presentatie primair mammacarcinoom
- palpabele afwijking in mamma
- ingetrokken tepel
- inflammatie van mamma
- pijn slechts zelden primaire klacht
- overigens heeft grootste deel van de patiënten geen klachten
T classificatie mammacarcinoom
- Tis: tumor in situ
- T1: tumor <=2cm
- T2: 2-5 cm
- T3: >5cm
- T4: ingroei in huid- of thoraxwand
N classificatie mammacarcinoom
- N0: geen aangedane lymfeklieren
- N1: 1-3 kliermeta’s
- N2: >3 kliermeta’s
- N3: >9 kliermeta’s (a: infraclaviculair, b: parasternaal, c: supraclaviculair/hals)
M classificatie mammacarcinoom
- M0: geen meta’s op afstand
- M1: afstandmeta’s
bij welk ziektebeeld ingroei tumor in tepel?
M. Paget
Bloom & Richardson
- mate van buisvorming
- mate van atypie
- mitose-activiteit
B&R geeft een score die zich vertaalt in een graad (1 goed, 2 matig, 3 slecht)
wanneer mammasparende therapie niet mogelijk?
- grote tumor in kleine borst
- patiënt in verleden bestraald
- in meerdere kwadranten in de borst tumor/DCIS aanwezig
eerste stap behandeling T4 mammacarcinoom?
neoadjuvante chemo
wanneer ablatio?
- borstsparende behandeling niet mogelijk
- borstsparende behandeling niet wenselijk
wanneer sentinel node procedure bij mammacarcinoom?
mammacarcinoom met klinisch negatieve oksel (cN0)
wanneer okselklierdissectie bij mammacarcinoom?
van oudsher indien N+, huidig steeds vaker RT i.p.v. okselklierdissectie bij N+, weglaten SN bij kleine tumoren
morbiditeit okselkliertoilet
- seroom
- lymfoedeem van de arm
- sensibiliteitsstoornissen
- krachtsverlies
- bewegingsbeperking schouder
contra-indicaties oncoplastische chirurgie
- hoge kans op irradicale resectie
- T4 tumoren
- multicentrisch mammacarcinoom
- microcalcificaties door de hele mamma
- inflammatoir carcinoom
indicaties RT mammacarcinoom
- post-op na lumpectomie en schildwachtklierprocedure, vaan status na NAC
- bij lymfogene axillaire metastasering, vaak status na NAC
- post-op na ablatio en SWP, vaak status na NAC
- palliatief
bestralingsschema RT
meestal 5 x 5.2 Gy
als het niet anders kan of bij hele jonge patiënten 15 x 2.67 Gy
palliatieve bestraling bij mammacarcinoom
- lokale therapie voor lokale klacht
Zo kort mogelijk schema met zo groot mogelijk effect: - 1-2x 8 Gy bij botmeta’s
- 5 x 4 Gy bij hersenmeta’s
- 1 x 8 Gy bij dwarslaesie
- 10-15 x 3 Gy bij thoraxwandrecidief
prognostische factoren
zeggen iets over ziektebeloop
predictieve factoren
zeggen iets over respons op therapie
wanneer is een mammacarcinoom hormoongevoelig?
bij meer dan 10% ER of PR positieve cellen
- hoe hoger % ER/PR in de tumor, hoe meer kans op effectiviteit van anti-hormonale behandeling
werking tamoxifen
bindt aan oestrogeen receptor waardoor oestrogeen niet meer kan binden, uiteindelijk zal de tumorcel sterven
triple negatief mammacarcinoom
- BRCA1/2 mutatie
- BRCA-ness/BRCA-like (hebben geen mutatie maar gedragen zich wel als BCRA1/2 tumoren)
- tumoren zonder BRCA1/2 mutaties