2A2: urogenitale tumoren en wetenschappelijke methoden Flashcards

1
Q

T-stadiëring prostaatkanker

A

T1: tumor omgeven door normaal aanvoelend prostaatweefsel
T2: tumor beperkt voelbaar
T3: tumor buiten prostaat
T4: tumor in plasbuis of rectumwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symptomen prostaatkanker

A

asymptomatisch
pijn plassen
hematurie
mictieklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnostisering prostaatkanker

A

PSA-prikken
rectaal toucher
TRUS: trans rectal ultra sound
Biopt: vaststellen diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

soorten behandeling

A

watchful waiting: geen curatieve behandeling, uitstellen palliatie
Active surveillance: uitstel curatieve behandeling tot progressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

curatieve opties prostaatkanker

A

radiotherapie (extern of brachytherapie)
radicale prostatectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hormoontherapie prostaatkanker

A

ADT: androgeen deprivatie therapie, antiandrogynen waardoor testosteron zijn werk niet meer kan doen en tumor zal krimpen
LHRH (ant)agonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TMPRSS2-ERG gen

A

gevoelig voor androgeendepletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stadiëring blaascarcinoom

A

T1: alleen mucosa of lamina propria
T2: detrusor laag
T3: buitenste spierlaag, of vetlaag rond blaas
T4: bekken of andere organen als prostaat of vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

symptomen blaascarcinoom

A

pijnloze macroscopische hematurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

diagnose blaascarcinoom

A

urine check naar dysmorfe erytrocyten (positief dan nefrologisch probleem)
echografie
urethrocytoscopie
CT-urinewegen
Bimanueel Toucher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

transurethrale resectie

A

met scope naar binnen en daar met elektriciteit tumor wegbranden, vervolgens chemotherapie/immunotherapie naar binnen spuiten > overgebleven tumorcellen dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderhoudsspoelingen op basis van kans op recidief

A

low-risk: geen spoelingen
intermediate: MMC chemospoelingen
High-risk: re-TUR en aansluitend BCG (immuno)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bricker operatie

A

na radicale cystectomie
incontinente ileostoma waarbij ureteren op stukje ileum aangesloten worden en deze vervolgens verbindt met huid. Iemand heeft stoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Indiana pouch

A

na radicale cystectomie
ureteren op het coecum aangesloten en klep van bohain gebruikt om aan te sluiten op de huid.
Iemand moet zelf catheteriseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Orhtotope neoblaas

A

na radicale cystectomie
van stukje ileum nieuwe blaas gevormd, iemand moet zichzelf kunnen katheteriseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 belangrijkste genen HPV

A

E5: stimuleert EGFR
E6: onderdrukt apoptose door inactiveren p53
E7: zorgt voor expressie celcyclus genen door activering E2F

17
Q

risicofactoren blaastumor

A

roken
voorgeschiedenis
medicijngebruik
familie-anamnese

18
Q

vergrote kans recidief blaastumoren

A

aantal laesies
groter dan 3 cm
recidief
recidief vrije interval van minder dan 1 jaarf

19
Q

contra-indicaties aanleggen neoblaas

A

slechte nierfunctie
eerdere radiotherapie kleine bekken
tumor op blaashals / urethra prostatica
leeftijd > 70
onvermogen zelfkatherisatie

20
Q
A