2A2 Flashcards

1
Q

wat is het verschil tussen myeloablatieve en niet-myeloablatieve conditionering?

A

Met een niet-myeloablatieve conditionering wordt het beenmerg van de patiënt
niet volledig vernietigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom kan bij een navelstrengbloedtransplantatie een groter verschil in HLA-eiwitten worden geaccepteerd vergeleken met een transplantatie met een
volwassen stamceldonor?

A

Omdat er minder T-cellen zitten in het transplantaat en de T-cellen zijn nog naief; ze hebben nog geen contact gehad met een antigeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke marker geeft bij expressie de zekerheid dat er
sprake is van een onrijp lymfoom?

A

TdT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke drie onderzoeken laat je uitvoeren op het pleuravocht?

A

Klinisch chemisch onderzoek, kweek en cytologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met micrometastasen?

A

Dit zijn metastasen van het mammacarcinoom die niet zichtbaar zijn op reguliere beeldvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zijn deze micrometastasen te detecteren?

A

Met nieuwe geavanceerde technieken (liquid biopsies en dus CTC, ctDNA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het wezenlijke verschil tussen micro- en macrometastasen?

A

Macrometastase is wel zichtbaar op reguliere beeldvorming. Als buiten locoregionale gebied meestal niet meer curatief te beantwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je bent chirurg. Op je poli komt een 64-jarige man met een blanco medische
voorgeschiedenis. Hij heeft passageklachten, maar is niet afgevallen. Al het aanvullend onderzoek is reeds gedaan in het verwijzend ziekenhuis. Er is sprake van een adenocarcinoom in de distale oesophagus met een locoregionale
lymfkliermetastase (paratracheaal rechts).
Wat is de aangewezen behandeling voor deze patiënt?

A

Neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door (transthoracale) slokdarmresectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er is een aantal factoren dat de kans op een irradicale excisie of een recidief van
een basaalcelcarcinoom vergroot.
Noem enkele factoren

A
  • Recidief/ residu basaalcelcarcinoom
  • H-zone gelaat
  • Agressief histologisch subtype: sprieterig groeiend
  • micronodulair
  • Perineurale of intraneurale groei
  • Vasoinvasie/ angio invasie
  • Moeilijk afgrensbaar
  • Groter dan 2 cm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de teniae coli?

A

longitudinale stroken spierweefsel in de colonwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn 4 risico factoren voor het ontstaan van blaaskanker?

A

schistosomiasis, roken, cyclofosfamide en chronische urineweginfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als wordt gekozen de prostaat te controleren op prostaatkanker, kan de huisarts op basis van drie overwegingen een juiste risico-inschatting maken.
Welke drie overwegingen zijn dit?

A

Serum PSA bepaling, Rectaal toucher en Risico-calculatie middels een digitale rekenmodule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem twee ontwikkelingen die kenmerkend waren voor en/of bijdroegen aan de sterke opkomst van de statistisch-epidemiologische denkstijl in de
geneeskunde in de tweede helft van de 20e eeuw

A
  • de opkomst van de randomized controlled trial (RCT) als de gouden standaard voor het testen van de werkzaamheid
    van nieuwe geneesmiddelen;
  • epidemiologische (populatie) studies van chronische ziekten en het bijbehorende ‘paradigma’ van risicofactoren (bijv.
    Framingham-studie en onderzoek naar verband roken en longkanker);
  • de opkomst van klinische epidemiologie en evidence-based medicine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De performance status (PS) van een patiënt is essentieel om te bepalen of deze al dan niet voor studiedeelname in aanmerking kan komen.
Noem argumenten die het belang van de inschatting van de PS verklaren

A

ethische afweging, meer kans op bijwerkingen bij slechte conditie, minder kans op voordeel bij slechte conditie, kans dat geneesmiddel op onterechte gronden als onwerkzaam wordt beoordeeld bij slechte conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom hoef je niet bang te zijn voor verslaving aan morfine bij pijn bestrijding?

A

Ten eerste kunnen mensen die morfine gebruiken voor pijn het gebruik
doorgaans zonder moeite afbouwen als de pijn over is; psychische afhankelijkheid speelt bij hen kennelijk
niet zo’n rol.
Gewenning en steeds hogere doseringen lijkt ook niet te gelden wanneer morfine gebruikt wordt voor symptoombestrijding,
zelfs niet bij patiënten met een VG van verslaving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe kan je onderscheid maken tussen transsudaat en exsudaat pleuravocht?

A

Verhouding eiwit in pleuravocht en serum
< 0,5 (T) en (E) > 0,5
Ratio LDH in pleuravocht en serum
< 0,6 (T) en (E) > 0,6
LDH in pleuravocht t.o.v. bovengrens serum < 2/3 (T) en (E) > 2/3

17
Q

Wat is het verschil tussen een visueel analoge schaal (VAS) en een numerieke rating schaal (NRS)?

A

Bij een VAS zet de patiënt een markering op een lijn van 10cm.
Bij een NRS geeft een patiënt een numerieke score op een 0-10 schaal.

18
Q

Bij patiënten waarbij er sprake is van niet-op-afstand gemetastaseerd mammacarcinoom (M0) en de indicatie voor systemische therapie reeds gesteld is, kunnen er medische redenen zijn waarom neo-adjuvante chemotherapie de voorkeur heeft.
Noem drie medische redenen

A

Mogelijkheid tot monitoren van de respons op systemische therapie

Mogelijkheid tot tumorverkleining bij tumoren die bij aanvang niet borstsparend te opereren zijn maar aan het einde van de chemotherapie mogelijk wel zodat een lumpectomie mogelijk is (“lumpectabel” maken)

Tijd voor verrichten van klinisch genetisch onderzoek waarbij de uitslag mede bepalend is voor het type borstoperatie waar een patiënt voor kiest

Snel een behandeling bieden voor het ‘ hele lichaam ‘ in plaats van alleen lokaal

19
Q

Noem twee fibro-epitheliale laesies van de mamma en beschrijf voor beide laesies de leeftijdscategorie waarin deze het
meest voorkomen.

A

fibroadenoom met name jonge vrouwen (20-30 jaar), phyllodes met name wat oudere vrouwen (6e decade)

20
Q

Noem drie verschillende manieren van lokale of locoregionale behandeling van levermetastasen van het colorectaal
carcinoom

A

resectie, ablatie (RFA/MWA/evt cryo), stereotactische RTX, TACE, SIRT