2.8 organellen die niet uit een membraan zijn opgebouwd Flashcards

1
Q

wat is een polysoom

A

meerdere ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welke 2 delen bestaan ribosomen

A

grote subeenheid en kleine subeenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef 3 toepassingen van eiwitten

A

actine, keratin en myosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

is het leven mogelijk zonder eiwitten? leg uit

A

nee, want er zit 1 of meerdere eiwitten achter een activiteit van een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

CUA wordt? waarom?

A

GAU omdat A met U bindt en G met C en omgekeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn microfilamenten

A

dat zijn draadvormige structuren opgebouwd uit het eiwit actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een microtubulus

A

dat is een buisvormige structuur met een kleine diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke dingen komen voor in een dierlijke cel

A

microtubili en centriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het cytoskelet

A

het skelet van een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn centriolen

A

dat zijn celstructuren die opgebouwd zijn uit microtubuli en komen steeds in paren voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welk eiwit bouwen het cytoskelet op

A

keratine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly