1.3-1.5 lipiden (vetten) Flashcards

1
Q

geef 3 verschillen tussen vet en olie

A

vet: - meestal van dierlijke oorsprong
- verzadigd
- vaste aggregatietoestand
olie: - meestal van plantaardige oorsprong
- onverzadigd
- vloeibare aggregatietoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geef 2 voorbeelden van triglyceriden

A

oliën en vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef een fysische eigenschap van triglyceriden

A

ze zijn apolair dus lossen ze slecht op in water omdat water polair is maar ze kunnen wel goed oplossen in apolaire solventen zoals white spirit enz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geef 3 biologische functies van triglyceriden

A

opslag van energie

isolatie

bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geef 4 vetten

A

triglyceriden

steroïden

fosfolipiden

nucleïnezuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar komen steroïden voor en waarom worden ze gerekend als als lipiden

A

bij planten en dieren en ze worden gerekend als lipiden omdat hun oplosbaarheid overeenkomt met die van vet en olie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waaruit zijn lipiden opgebouwd

A

uit glyrcerol en vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waaruit zijn fosolipiden opgebouwd

A

uit glycerol, 2 vetzuren en een fosfaatgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zijn fosfolipiden oplosbaar in water? leg uit

A

ja, omdat de fosfaatgroep ervoor zorgt dat de “kop” van een fosfolipide sterk polair is dus kan het oplossen in water

maar de “staart” is apolair dus is onoplosbaar in water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn nucleïnezuren

A

nucleïnezuren zijn macromoleculen die teruggevonden kunnen worden in onder andere de nucleus of de celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 2 nucleïnezuren zijn er

A

desoxyribonucleïnezuur (DNA) en

Ribonucleïnezuur (RNA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welk basen zitten er in DNA en RNa

A

DNA = ATGC

RNA = AUGC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat komt er in DNA en RNA voor

A

een suikermolecule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly