27.1 + 27.2 Flashcards

1
Q

waaruit bestaat urinaire systeem

A

nieren, urineleider, blaas en urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doen nieren

A

verwijderen van overtollig vocht uit bloed om urine te produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

urineleider

A

Nier is via de urineleider verbonden met de baas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet blaas

A

blaas is opslag van urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er als blaas vol is

A

deze wordt geleegd via urethra, sfincterspieren aan beide kanten van urethra helpen de stroom te controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doet de lagere urethra

A

deze herbergt een populatie van microben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke beschermingsmechanismen van urinaire systeem tegen infecties

A
  • sfincterspieren houden systeem gesloten, waardoor bacterien niet naar blaas.
  • neerwaartse urineflow spoelt micro-organismen weg
  • urine is zuur en bevat anitmicrobiele stoff
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom hebben mannen minder urineweginfecties

A

de lange urehtra is langer (20cm) en vrouwen hebben kortere (4cm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waaruit bestaat vrouwelijke genitale systeem

A

2 eierstokken, 2 eileiders, baarmoeder, vagina en uitwendigs geslachtsorgaan (vulva), schaamlippen en clitorus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er maandelijks

A

ei vrijgegeven uit eierstok (ovulatie) en deze opgepikt door eieleider, hier vindt bevruchting plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe gaat ei naar baarmoeder

A

het trilhaarepitheel verplaatst bevruchte ei naar baarmoeder, waar het zich ontwikkelt tot embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er als geen bevruchting

A

verliest eiptheel van baarmoeder zijn opbouw -> menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onderste deel baarmoederhals (cervix) is gevuld met antimicrobiele slijm, behalve tijdens menstruatie.
cervix opent naar vagina, dit leidt naar uitwendig geslorgaan

A

z

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe onstaan infecties

A

de vagina fungeert als toegang voor pathogenen, seksueel overdraagbare infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wordt er een zure pH gecreerd

A

oestrogeen zet glycogeen in epitheelcellen van vaginale slijmvlies af. lactobacillen zetten glycogeen om in melkzuur. groei van pathogenen zo geremt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat omvat mannelijke voortplantingsysteem

A

testes, buizen, klieren en penis

17
Q

wat doet testes

A

testes bevindt zich in buikholte en produceren spermacellen, die in epididymis verzamelen via de vas deferens (lange buis) naar urethra worden vervoerd.

18
Q

wat doen zaadblaasjes en prostaat

A

deze voegen afscheidingen toe aan sperma

19
Q

welke factoren maken vrouwen kwetsbaar voor urineweginfecties
(UTI)

A
  • korte urethra
  • seksueel geemschap
  • anticonceptie
  • vergote prostaat (mannen)
  • catheterisatie
20
Q

wat is bacteriele cystitis

A

ookwel blaasontsteking , verwijst naar blaasinfectie, die voorkomt bij gezonde vrouwen.

21
Q

symptomen blaasinfectie

A
  • branderigheid urineren
  • urine is troebel (leukocyten)
  • urine lichtrood (bloed)
  • slechte geur
  • vaak naar wc