20.1 + 20.2 + 20.3 Flashcards

1
Q

wat zijn chemotherapeutische middelen

A

chemicalien die worden gebruikt voor behandeling van ziekten en kunnen ook antimicrobiele medicijnen genoemd wordne. bijv = salvarsan en prontosil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ontdekking antibiotica

A

in 1928, schimmel penicillium kon een stof uitscheiden die bacterien doodde. hij noemde deze stof penicilline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zowel bacterien en schimmels kunnen antibiotica produceren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schimmelinfecties kunnen niet met antibiotica bestreden worden. Wat is hiervoor de reden?

A

Schimmels bevatten andere aangrijpingspunten, waardoor antibiotica niet aanslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom heeft het geen zin virusinfecties te behandelen met antibiotica?

A

Virussen hebben geen targets die door antibiotica herkend kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is selectieve toxiciteit

A

antimicrobiele medicijnen brengen meer schade toe aan microben dan aan menselijke gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe brengen antimicrobiele medicijnen meer schade aan microben ?

A

door in te grijpen in essentiele structuren of biochemische processen die toegangkelijk zijn in microben, maar niet in menselijke cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is therapeutische index

A

geeft de toxiciteit van medicijn aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is hoge therapeutische index

A

geeft aan dat medicijn minder toxisch is voor mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat bij lage therapeutische index

A

bij deze medicijnen moet bloedconcentratie gemonitord worden om toxiciteit te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is therapeutische venster

A

dit is de bereik tussen therpeutische dosis en toxische dosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 2 groepen van antibacteriele medicijnen qua werking

A
  1. bacteriostatisch
  2. bacteriedodend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is bacteriostatisch

A

dit zijn medicijnen die de groei van bacterien remmen, waardoor patienten vetrouwen op hun afweersystemen om pathogeen te doden of elimineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 antibiotica soorten qua spectrum activiteit

A
  1. breedspectrumantibiotica
  2. nauwe-spectrumantibiotica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is bacteriedodend

A

deze doden bacterien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is breedspectrumantibiotica

A

deze beinvloeden breed scala aan bacterien (+-). Handig bij acute, levensbreidgende situaties

14
Q

nadeel van breedspectrumantibiotica

A

kunnen microbiotica verstoren, dit verhoogt kans op andere infecties

15
Q

wat is nauwe-spectrumantibiotica

A

zijn beperkt aantal bacterien.
minder verstorend microbiotica.
patient kan laten van breed naar nauw spectrum

16
Q

wat is antagonistische combinatie van antibiotica

A

deze antibiotica verstoren elkaars werking. bijv 1 die celdeling van bacterien voorkomen en andere actief delende cellen doden

17
Q

wat zijn synergistische combinaties van antibiotica

A

deze antibiotica vertserken elkaars effect

18
Q

wat is dysbiose

A

dit wordt veroorzaakt door antimicrobiele stoffen.
een onbalans in de microbiotica. dit kan leiden tot groei van normaal niet-concurrerende pathogenen

19
Q

wat is intrinsieke (aangeboren) weerstand

A

eigenschap, waarbij organismen van anture resitent zijn tegen effecten van sommige antimicrobiele medicijnen

20
Q

wat is verworven weerstand

A

de ontwikkeling van resistentie in voorheen gevoelige organismen

21
Q

wat doen penicilline-bindende eiwitten (PBPs)

A

zit in b-lactam antibiotica die peptidoglycaan-synthese remmen

22
Q

wat b-lactamase

A

dit is resistentie tegen b-lactam geneesmiddelen

23
Q

Natuurlijke penicillines

A

Effectief tegen Gram-positieve en enkele Gram-negatieve bacteriën, maar resistent tegen penicillinase.

24
Q

Bredespectrum penicillines

A

Actief tegen zowel Gram-positieve als veel Gram-negatieve bacteriën, zoals ampicilline en amoxicilline, maar gevoelig voor β-lactamases.