24-25 (N-E) Flashcards
Zich gedragen
To behave
Gedrag
Behaviour
Gedrag (formeel)
Conduct
Straffen
To punish
Straf
Punishment
Onbeschoft
Rude
Rechtvaardigen
To justify
Rechtvaardiging
Justification
Toegeven
To admit
Gehoorzamen
To obey
Ongehoorzaam zijn
To disobey
(On) gehoorzaam
(Dis) obedient
(On) gehoorzaamheid
(Dis) obedience
Koppig
Obstinate
Eerlijk
Frank
Eerlijk/openhartig
Candid
(In)consequentheid
(In) consistency
Inconsequentheid
Inconsistency
Ijdel
Vain
Ijdelheid
Vanity
(On) eerlijk
(Dis) honest
Bedriegen
To deceive
Eerlijkheid
Honesty
Deugd
Virtue
Ondeugd
Vice
(On)trouw
(Dis) loyal
Lastigvallen
To harass
hahahaha hij zei herres
Intimidatie
Harassment
Herres?
Gastvrij
Hospitable
Gastvrijheid
Hospitality
Verwaand
Conceited
Toewijding
Devotion
Wijden aan
To devote To
Advies
Advice
Advies (formeel)
Counsel
Gemeen
Wicked
Uitschot
Scum
(On)verenigbaar
(In) compatible
Ertoe brengen
To induce
Brutaliteit
Cheek
Neerkijken op
To sneer at
Menigte
Mob
MOB MOB
Preuts
Prudish
Goed
Proper
Onfatsoenlijk/onjuist
Improper
Verleiden
To seduce
Verleidelijk
Seductive
Verwennen
To pamper
Zondebok
Scapegoat🐐
Stilzwijgend
Tacit
Behandelen
To treat
Mishandelen
To maltreat
Trakteren (op)
To treat (On)
Verkondigen / preken
To preach
Onverschilligheid
Indifference
Onverschillig
Indifferent
Geneigd
Inclined
Geneigd *
Liable/ apt/ prone
Beledigen
To insult/To offend
Belediging
Insult/offence
Beledigend
Offensive