2.3 pathologie 1 Flashcards

1
Q

Wat is diabetes mellitus?

A

Aandoening waarbij er:

  • geen insuline geproduceerd wordt. of
  • het lichaam weet niet hoe hij insuline moet gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Komt diabetes vaker voor bij mannen of vrouwen?

A

mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk type diabetes komt het vaakst voor?

A

type 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk orgaan monitort de bloedsuikerwaarde?

A

de pancreas/alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke specifieke cellen van de eilandjes van Langerhans maken insuline?

A

b (beta) cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een normale bloedsuikerspiegel?

A

70-110

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als de beta cellen insuline afgeven?

A
  • toename snelheid glucosetransport
  • toename snelheid glucoseverbruik
  • toename aminozuuropname
  • toename vetsynthese (vetweefsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geen de alfacellen af van de pancreas?

A

glucagon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er als er glucagon word afgegeven?

A
  • toename afbraak van glycogeen in glucose
  • toename afbraak van vetten in vetzuren
  • toename synthese en afgifte van glucose in de lever.
  • bloedsuikerspiegel stijgt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaan de eilandjes van Langerhans?

A

alfa en beta cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een GLUT 2 kanaaltje?

A

kanaaltje wat in de celwand zit waardoor er insuline vrijkomt uit de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt het GLUT 4 kanaaltje?

A

er komt insuline uit de bloedbaan aan, er vind fosforylering plaats en er ontstaat een GLUT 4 kanaaltje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de normaalwaarde van glucose gedurende de dag?

A

3-8 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf type 1 dm?

A
  • insuline afhankelijk

- jeugddiabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf type 2 dm?

A
  • insuline onafhankelijk

- ouderdomsdiabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van DM type 1?

A
  • auto-immuundestructie van de beta cellen
  • idiopatisch van de beta cellen
  • infectieus van de beta cellen
  • chemische destructie van de beta cellen
  • algemeen alvleesklierprobleem
  • ijzerstapeling (bronzen diabetes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar zorgen de beta cellen nog meer voor?

A

humorale stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er als er veel glucose is maar geen insuline om het af te breken?

A
  • spieren gaan afbreken van eiwitten voor energie
  • overschakeling op ketose (verbranding vetten)
  • de ketonen gaan naar de bloedbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is ketoacidose?

A

ketonen die in de bloedbaan zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is diabetische ketoacidose?

A
  • type 1
  • ernstig verhoogde bloedsuikerspiegel
  • uitdroging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de symptomen van diabetische ketoacidose?

A
  • adem naar aceton of zoete appeltjes
  • droge mond, veel dorst
  • veel plassen
  • diepe en snelle ademhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat heb je nodig bij een diabetische ketoacidose?

A
  • toediening insuline
  • toediening vocht
  • toediening elektrolyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Symptomen type 1?

A
  • veel plassen, dorst en honger
  • gewichtsverlies
  • vermoeid
  • veel infecties
  • wazig zien
  • misselijk/overgeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke soort cellen hebben geen insuline nodig om suiker op te nemen?

A

zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat reduceert de kans op diabetes type 2?

A

afvallen en regelmatig bewegen

26
Q

Wat zijn de risicofactoren voor diabetes type 2?

A
  • lichamelijke inactiviteit
  • ongezonde voeding
  • overgewicht
  • ongezonde vetverdeling
  • familiaire geschiedenis
  • genetische factoren
  • hypertensie
27
Q

Hoelang leven erytrocyten (rode bloedcellen) gemiddeld?

A

120 dagen

28
Q

Wat zegt de hba1c-waarde?

A

gemiddelde bloedsuikerwaarde in 2 of 3 maanden.

29
Q

Hoe wordt hba1c gevormd?

A

glucose bindt zich aan hemoglobine

30
Q

Wat is de normaalwaarde van een hba1c?

A

lager dan 53 mmol/mol

31
Q

Wat zijn de complicaties van dm dat kan gebeuren in het oog?

A
  • exsudatieve retinopathie
  • proliferatieve retinopathie
  • n. abducens parese
  • cataract
32
Q

Wat zijn de complicaties van dm?

A
  • hersenbloeding
  • gangreen(blauwe vingers/tenen)
  • neuropathie
  • arteriosclerose
33
Q

Welke zenuw innerveert de m. rectus lateralis?

A

n. abducens (6e)

34
Q

Hoe weten de bloedvaten wanneer ze welke kant op moeten groeien?

A

tip cellen

35
Q

Hoe groeien bloedvaten?

A
  • IGF-1

- VEGF

36
Q

Wat is angiogenese?

A

neovascularisatie

37
Q

Welke dingen zie je bij een diabetische retinopathie?

A
  • bloedingen
  • neo
  • aneurysma
  • cotton wool spots
  • harde exsudaten
38
Q

Noem de drie complicaties van de bloedvaten bij diabetische retinopathie.

A
  1. lekken
  2. afgesloten
  3. VEGF
39
Q

Wat zijn de voornaamste functies van pericyten?

A
  • bloedvat stabilisatie

- regulatie van de bloedstroom door capillair

40
Q

Waar zitten de pericyten?

A

op het basaal membraan

41
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken voor verstoring van de homeostase?

A
  • AGE’s (eiwitten beschadigd door de suikers)

- polyol pathway (suiker omgezet in sorbitol)

42
Q

Hoe ontstaan nieuwe AGE’s?

A

verhoogd suikergehalte van het bloed

43
Q

Hoe kan een bloedvat verstopt raken?

A
  • er zijn beschadigde cellen
  • witte bloedcellen komen
  • sluiten het bloedvat af
44
Q

Wat is niet proliferatieve DRP?

A
  • microaneurysma
  • capillairen lekken vocht en vetten
  • oedeem
45
Q

Wat is proliferatieve DRP?

A

nieuwe bloedvaten worden gevormd.

46
Q

Waarom hebben mensen met dm meer kans op cataract?

A
  • glucose komt de lensvezel binnen en wordt omgezet in sorbitol
  • sorbitol kan de cel niet uit
  • lens wordt troebel
47
Q

Hoe heet het restproduct wat ontstaat als de lens cel glucose afbreekt?

A

sorbitol

48
Q

Wat is een normale bloeddruk?

A

120/80 mm Hg

49
Q

Wanneer heb je hypertensie?

A
  • diastrolische druk > 90 mmhg (na 3x meten)
  • systolische druk > 140 mmhg (na 3x meten)
  • gebruik antihypertensiva
50
Q

Wat is de streefwaarde voor 80 plussers?

A

150-160 mmHg

51
Q

Wat voor medicatie is er voor een hoge bloeddruk?

A
  • plasmiddelen
  • betablokkers (vertragen hartslag)
  • ACE remmers
  • centraal werkende bloeddrukverlagende middelen
  • aliskiren
52
Q

Wat voor oorzaken heeft een secundaire hypertensie?

A
  • nieren

- hormonen

53
Q

Wat zijn de gevolgen van een verhoogde bloeddruk?

A
  • beroerte
  • hartziekten
  • hartfalen
  • nieraandoeningen
  • netvliesafwijkingen
54
Q

Wat zijn systolische hartfalen?

A

hartspier is verzwakt en levert onvoldoende kracht om terug te pompen in de aorta.

55
Q

Wat zijn diastolische hartfalen?

A

hart kan niet meer goed ontspannen. hartspier te stijf

56
Q

Hoe kunnen mensen met hypertensie meer kans hebben op longoedeem?

A

Door toename in druk is het gevolg vochtuittreding.

57
Q

Wat is graad 1 van hypertensieve retinopathie?

A

geringe tot matige vernauwing

58
Q

Wat is graad 2 van hypertensieve retnopathie?

A

matige tot ernstige vernauwing van de retinale arteriën

59
Q

Wat is graad 3 van hypertensieve retinopathie?

A

bilaterale exsudaten of bloedinkjes van de retina

60
Q

Wat is graad 4 van hypertensieve retinopathie?

A

bilaterale exsudaten of bloedinkjes van de retina + papiloedeem