2 Social issues Flashcards

1
Q

Vraag wat voor werk iemand doet en hoeveel hij/zij verdient.

A

What do you do for a living and how much do you earn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zeg dat je broer ontslagen is vanwege een fusie.

A

My brother got fired due to a merger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vraag of iemand lid is van een vakbond.

A

Are you a member of a union?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zeg dat in Nederland ambtenaren wel mogen staken.

A

In the Netherlands civil servants are allowed to strike.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zeg dat je gesolliciteerd hebt naar een weekendbaantje.

A

I applied for a weekend job.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zeg dat je een leuke tijdelijke baan hebt via een uitzendbureau.

A

I have a nice temporary job via a temp agency.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vraag hoe de sociale voorzieningen zijn in America.

A

What are the social services in America like?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zeg dat mensen zonder baan in Nederland een werkloosheidsuitkering krijgen.

A

In the Netherlands people without jobs receive unemployment benefits.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertel wanneer de meeste mensen in Nederland met pensioen gaan.

A

In the Netherlands, most people retire at the age of 67.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vraag op welke leeftijd men in Engeland een AOW-uitkering krijgt.

A

At what age do people receive benefits in England?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zeg dat in Amerika veel mensen van een bijstandsuitkering moeten leven.

A

In America, many people have to live on welfare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vraag of men in Ierland zoiets heeft als kinderbijslag.

A

Is there something like child support in Ireland?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zeg dat dat geen enkel probleem is, hoe meer zielen hoe meer vreugd.

A

That’s no problem at all, the more the merrier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zeg dat het geen van beiden is, je bent helaas werkloos.

A

Neither, unfortunately I’m unemployed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beaam dit en zeg dat het geen ramp is voor jou, je had een tijdelijke baan.

A

That’s true and it’s not a disaster for me, I had a temporary job.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het maakt niet echt uit want in september ga je aan een nieuwe studie beginnen.

A

It doesn’t really matter, because I’m going to start a new studies in September.

17
Q

Zeg dat studenten geld kunnen lenen van de overheid en dat de rente erg laag is en dat je 35 jaar de tijd hebt om het terug te betalen.

A

Students can borrow money from the government and the interest rate is very low and I have 35 years to refund.

18
Q

Dat is inderdaad waar en waarschijnlijk ga je wel een klein baantje zoeken om wat bij te verdienen zodat je minder hoeft te lenen.

A

That is indeed true and I will probably look for a small job to earn some extra money so that I don’t have to borrow as much.

19
Q

Zeg dat sommige studenten het geld van hun ouders krijgen of dat hun ouders geld hebben gespaard.

A

Some students receive the money from their parents or their parents have saved money.

20
Q

Vroeger was het ook anders, dan kregen studenten een beurs van de overheid die afhankelijk was van het inkomen van hun ouders, maar ook dat moest terugbetaald worden.

A

It used to be different, students would receive a government grant that depended on their parents’ income, but that also had to be refunded.

21
Q

Je bent het helemaal met hem eens.

A

I totally agree.