1 The environment Flashcards

1
Q

Vraag of iemand weet wat het broeikaseffect is.

A

Do you know what the greenhouse effect is?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zeg dat er grote gaten zitten in de ozonlaag.

A

There are large holes in the ozon layer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zeg dat de winters warmer worden en de zomers natter.

A

Winters are getting warmer and summers are getting wetter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zeg dat er vorig jaar veel overstromingen waren in Engeland.

A

There were a lot of floods in England last year.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vraag of je hier ook afval moet scheiden.

A

Do you also have to separate waste here?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vraag waar de glasbak is.

A

Where is the bottle bank?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zeg dat het helemaal niet makkelijk is om milieubewust te zijn.

A

It is not easy at all to be environmentally conscious.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zeg dat je vader in een hybride-auto rijdt.

A

My dad drives a hybrid car.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zeg dat je lid bent van een milieuorganisatie.

A

I am a member of an environmental organization.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kernenergie is milieuvriendelijker dan veel mensen denken.

A

Nuclear energy is more eco-friendly than people think.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vraag hoe we de CO2 uitstoot kunnen verminderen.

A

How can we reduce the carbon dioxide emission?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zeg dat je al dat geneuzel over het milieu maar onzin vindt.

A

All that environmental whining is nonsense.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vraag aan haar of geen vlees eten echt bijdraagt.

A

Does not eating meat really help?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Jij vraagt je af of het beter is om biologisch vlees te eten.

A

Is it better to eat organic meat?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zeg dat je zo dol bent op een biefstuk en spekjes maken alles lekkerder.

A

I love a steak so much and bacon makes everything tastier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zeg dat je wel bereid bent om minder vlees te eten, bijvoorbeeld 5 dagen in plaats van 7.

A

I am willing to eat less meat, for example 5 days instead of 7.

17
Q

Je wilt best minder met de auto gaan als het ook op de fiets kan.

A

I would like to travel less by car if I can also go by bike.

18
Q

Zeg dat je je ouders ook probeert over te halen om zonnepanelen te nemen.

A

I’m trying to convince my parents to get solar panels.

19
Q

Zeg dat ze nu wel heel optimistisch is. Je zult nog eens nadenken over vlees eten en je ouders pushen om ook iets te doen.

A

You are very optimistic now. I will think again about eating meat and push my parents to do something too.