2. Sexcounseling - basisinformatie Flashcards

1
Q

Vertel iets over de visie op seksualiteit en hoe deze geëvolueerd is.

A

1920: seksualiteit in een biologische drift die in toom gehouden moet worden. Seksuele frustratie kan tegengegaan worden door deze drive te benutten in religie, kunst en wetenschap. Controle en repressiemodel.

Eind 1920: het is een positieve biologische drift die niet in toom gehouden dient te worden.

1970-1980: geen driftdenken meer maar vanuit het biopsychosociaal model. Er is een plaats voor de lichamelijke, psychologische en sociale aspecten die een rol spelen bij seksuele behoefte, beleving en gedrag. De nadruk wordt nu gelegd om de eigen verantwoordelijkheid. Cultureel leermodel.

1998: opkomst Viagra

2010: meer aandacht voor seksuele gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de vrouwelijke uitwendige geslachtsorganen.

A
  • Venusheuvel (mons pubis)
  • Buitenste schaamlippen (labia majora)
  • Binnenste schaamlippen (labia minora)
  • Clitoris met voorhuid (preputium)
  • Vaginale opening (vestibulum)
  • Hymen
  • Opening urethra
  • Klieren van Bartholin (rugzijde)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vertel iets meer over de clitoris.

A

Van de clitoris is enkel het topje zichtbaar, of de glans. Verder bestaat de clitoris uit:
- corpora cavernosa (schacht)
- crura (uitlopers schacht)
- bulbi vestibuli (zwellichamen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vertel iets meer over het hymen.

A

Een dun, elastisch weefselrandje dat zich ring rond de opening van de vagina bevindt. Het rekt meestal mee en bevat kleine scheurtjes. In 80% van de gevallen leidt de eerste penetratie niet tot bloedverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vertel iets meer over de klieren van Bartholin.

A

Deze liggen aan de rugzijde en scheiden enkele druppels vocht af tijdens de plateaufase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de vrouwelijke inwendige geslachtsorganen.

A
  • Vagina
  • G-spot
  • Baarmoederhals (cervix)
  • Baarmoeder (uterus)
  • Eileider (tubae)
  • Eierstok (ovaria)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertel iets meer over de vagina.

A

Deze ruimte bestaat uit elastische wanden die tegen elkaar liggen wanneer de vrouw niet opgewonden is, en is bekleed met geribbeld slijmvlies.
De vagina wordt vochtig door middel van vasocongestie.
Het voorste derde deel is nauwer door de bekkembodemspieren en prikkelgevoelig. De overige 2/3de is enkel drukgevoelig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertel iets meer over de G-spot.

A

Er is twijfel of dit wel effectief een anatomisch orgaan is. Sommigen denk dat deze plek gewoon uitgeeft op een deel van het clitoraal complex.
Sommige vrouwen kunnen hiermee tot een orgasme komen, voor sommige vrouwen doet het helemaal niets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de mannelijke uitwendige geslachtsorganen

A

Penis
- Voorhuid (preputium)
- Eikel (glans)
- Urethra opening
- Corpora cavernosa
- Corpus spongiosum
Balzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de mannelijke inwendige geslachtsorganen;

A
  • Testis
  • Epididymis (bijbal)
  • Zaadleider (ductus deferens)
  • Zaadblaasjes (vesiculae seminales)
  • Prostaat (prostata)
  • Klieren van Cowper
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertel wat meer over de bijbal.

A

De bijballen bevatten 5-6 meter aan kronkelige structuren waarin de zaadcellen opgeslagen liggen.
De zaadlozing verloopt: epididymis - zaadleider - lies - buikholte - onderkant blaas samen met zaadblaasjes - urethra (prostaat) - buiten
Het ejaculaat bestaat voornamelijk uit vocht uit de zaadblaasjes + vocht prostaat + zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vertel iets over de klieren van Cowper.

A

Deze klieren zijn verantwoordelijk voor het voorvocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vertel iets over de cirkel van Basson

A

Dit is een alternatieve seksuele responscyclus voor vrouwen.

Seksueel verlangen kan ontstaan voor en door seksuele opwinding.
Het verwerken van seksueel competente stimuli kan resulteren in seksuele opwinding en in de neiging tot seksuele activiteit. Het biopsychosociale incentive motivatiemodel benadrukt het belang van de intensiteit en betekenis van stimuli.

Seksuele neutraliteit > seksuele stimuli > seksuele opwinding > seksueel verlangen en opwinding > emotionele en lichamelijke bevrediging > emotionele intimiteit > seksuele neutraliteit

Objectieve opwinding: onbewust proces
Subjectieve opwinding: bewust proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de lichamelijke veranderingen bij de seksuele respons? (algemeen)

A

Aspecifieke veranderingen
- verhoogde spierspanning
- verhoogde hartslag
- vasocongestie in bekkengebied en erogene zones

Vrouw
- wijdere en vochtige vagina
- clitoris zwelt op
- opwinding die in golven opkomt en afneemt

Man
- erectie door vasocongestie
- teelballen worden groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke lichamelijke veranderingen treden op tijdens de plateaufase?

A
  • Moment van maximale opwinding (kan tot orgasme komen)
  • (on)willekeurige spierspanning

Vrouw
- vagina nog vochtiger
- labia majora zwellen op
- labia minora donkerrood
- glans trekt zich terug onder voorhuid
- uterus richt zich op (cervix minder goed voelbaar)

Man
- volledig stijve penis
- eikel donkerrood
- tests opgetrokken
- vocht door klieren van Cowper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke lichamelijke veranderingen treden er op tijdens de orgasme-fase?

A
  • 5-30 seconden in duur
  • 5-15 ritmische contracties van bekkenbodemspieren
  • ontspanning van lichamelijke veranderingen hierna
  • subjectieve beleving is afhankelijk van psychische en relationele factoren

Man
- valt samen met ejaculatie (emissie en expulsie)

17
Q

Welke lichamelijke veranderingen treden er op tijdens de herstelfase?

A
  • lichaam komt tot rust
  • relatief snel bij mannen
  • staat van opwinding kan na een orgasme bij een vrouw hoog blijven
  • man heeft een langere refractaire periode
18
Q

Welke lichamelijke veranderingen zien we bij ouderen?

A

Vrouw
- veranderingen hangen samen met menopauze
- afname oestrogeen en testosteron
- dunner vaginaal slijmvlies en minder snelle vochtafscheiding
- seks kan pijnlijker worden hierdoor

Man
- geen eenduidig veranderingsmoment, meer geleidelijk
- minder harde erectie
- langzamere ejaculatie
- vervlakking tussen emissie en expulsie
- langere refractaire periode

19
Q

Wat is het verschil tussen een seksuele disfunctie/stoornis en seksueel probleem/moeilijkheid?

A

Disfunctie: ontbreken of verminderen van fysieke seksuele respons ondanks adequate stimulatie en bij seksuele pijnklachten

Probleem: iemand beleefd ten aanzien van seks niet wat die zou willen beleven en/of niet kan beleven.

20
Q

Hoe deelt DSM 5 seksuele disfuncties op?

A

Seksuele disfuncties
- erectieproblemen
- vroegtijdige ejaculatie
- vertraagde ejaculatie
- hypoactief seksueel verlangenstoornis man
- orgasmestoornis vrouw
- seksuele interesse/opwindingsstoornis vrouw
- genitopelviene pijn, penetratiestoornis
Parafilie
Genderdysforie

21
Q

Wanneer is er sprake van een seksuele disfunctie volgens de DSM 5?

A
  • symptomen bestaan minstens 6 maanden
  • in 75% van alle seksuele activiteiten
  • significant lijden
  • niet verklaard door niet-seksueel psychische stoornis, relatieproblemen, middelenmisbruik
22
Q

Geef de LOPS opsomming.

A

Problemen met verlangen
- verminder verlangen
- overmatig verlangen
- aversie
- andere
Problemen met opwinding
- erectieproblemen / onvoldoende vochtig worden
- subjectieve opwinding
- andere
Problemen met orgasme
- orgasmeproblemen
- voortijdig orgasme
- anhedonisch orgasme
- ejaculatieprobleem
Pijnproblematiek
- dyspareunie
- vaginisme
- andere lichaamsdelen
- verminderde gevoeligheid geslachtsdelen
- andere
Seksuele ontevredenheid
- frequentie
- aard
- derden
- uiterlijk
- seksuele oriëntatie
- ontbreken van partner
- andere

23
Q

Wat zijn de meest voorkomende seksuele problemen?

A
  • verschil in seksuele interesse tussen partners
  • verminderde seksuele interesse/opwinding/lubricatie bij de vrouw
  • seksuele opwindingsproblemen bij man
  • orgasmeprobleem, anhedonisch orgasme bij vrouw
  • voortijdig orgasme bij de man
  • dyspareunie, vaginisme bij vrouw
24
Q

‘Verminderde seksuele interesse’. Hoe verschillen DSM 5 en LOPS van elkaar?

A

DSM: seksuele interesse/opwindingsstoornis

LOPS: verlangen, subjectieve opwinding, erectie/lubricatie

In de seksuele responscirkel van Basson zien we dat verlangen en opwinding niet te scheiden van van elkaar. Ontbreken van spontaan verlangen is niet disfunctioneel.

25
Q

‘Opwindingsproblemen man’. Hoe verschillen DSM 5 en LOPS van elkaar?

A

DSM: moeite om erectie te behouden/krijgen

LOPS: problemen met erectie, problemen met subjectieve opwinding

26
Q

‘Voortijdige zaadlozing. Hoe verschillen DSM 5 en LOPS van elkaar?

A

DSM: premature ejaculatie

LOPS: voortijdig orgasme, ejaculatieproblemen

27
Q

‘Dyspareunie’. Hoe verschillen DSM 5 en LOPS van elkaar?

A

DSM: genitopelviene pijn / penetratiestoornis (vrouw)

LOPS: dyspareunie (zowel man als vrouw), vaginisme

28
Q

Wat is ‘genderidentiteit’?

A

De diepgevoelde overtuiging al dan niet te behoren tot een bepaald geslacht (man, vrouw, beide, ertussen, nergens)

29
Q

Wat is ‘genderdysforie’?

A

Vanuit een gevoel van onbehagen met het biologische geslacht.
Transseksualiteit is de uiterste vorm van genderdysforie.

30
Q

Hoe komt ‘genderdysforie’ tot uiting de de DSM 5?

A

Vroeger genderidentiteitsstoornis onder seksuele disfuncties.
Nu genderdysforie als apart hoofdstuk.
Er is nu ruimte voor Differences of Sex Development.

31
Q

Wat is een parafilie?

A

Variaties in seksuele voorkeur en/of seksueel gedrag die door een professioneel betrokkene als afwijkend gezien kunnen worden.

32
Q

Wat is het verschil tussen een parafilie en een parafiele stoornis?

A

Parafilie: intense en duurzame interesse anders dan seksuele interesse in genitale stimulatie of voorbereidend strelen met fenotypisch normale, fysiek volwassen en instemmende partners.

Parafiele stoornis: parafilie die actueel leed of schade veroorzaakt bij het individu of anderen, of risico op schade bij anderen.

33
Q

Wat zijn de twee hoofdtypes van een parafilie?

A
  • Afwijkende voorkeuren voor seksuele activiteit (bijvoorbeeld voyeurisme)
  • Afwijkende voorkeuren voor seksueel voorwerp (bijvoorbeeld pedofilie)
34
Q

Wat is de psychosomatische cirkel van Bancroft?

A

De cirkel kan beginnen vanuit zintuigelijke prikkels en cognitieve factoren zoals fantasie. Het limbisch systeem en het ruggenmergcentra worden beïnvloed. Hieruit kunnen genitale en perifere opwindingreacties ontstaan. Bewustwording van die opwindingsreacties leidt weer tot cognitieve processen.

Elke factor in de cirkel kan zowel een stimulerende als remmende invloed hebben.

Problemen kunnen ontstaan wanneer er op een of meer van deze gebieden sprake is van een negatieve factor.

35
Q

Wat zijn verschillende categorieën van oorzaken?

A
  • Onvoldoende kennis
  • Onvoldoende vaardigheden
  • Angsten en remmingen
  • Lichamelijke factoren
  • Relationele factoren
  • Normen
  • Materiële factoren
  • Zingevingsproblemen
36
Q

Hoe ziet de attitude van de hulpverlener er uit?

A
  • serieus nemen van seksuele problemen
  • eigen waarden, normen en grenzen

Hulpverlener moet eigen bagage kennen en weten te hanteren.

  • ethische aspecten

Maximale betrokkenheid met behoud van distantie.
Iedere intieme vraag moet verantwoord kunnen worden in het kader van hulpverlening.
Fysiek onderzoek enkel in medische setting.
Iedere aanraking kan met seksualiteit geassocieerd worden door de cliënt.
Geen seksuele relatie met cliënten.